Anouk, rijdocent bij de politie: ‘Het zweet brak me uit…..’
Gepubliceerd: 18 oktober 2024
‘Tijdens mijn opleiding tot agent zit ik bij een ervaren collega in de auto. Hij rijdt te hard, dat voel ik. Het maakt me niet uit. Ik ben jong en wil boeven vangen. We rijden naar een melding: jongeren slaan elkaar met honkbalknuppels. Mijn collega en ik komen er nooit aan. Onderweg vliegen we met flinke snelheid uit de bocht. We belanden frontaal tegen een verkeerspaal, die vooral aan mijn kant de auto doorboort. Mijn collega is in shock en zegt geen woord. Ik pak meteen mijn portofoon. “OC, we hebben een aanrijding”, zeg ik tegen de meldkamer.
Ik klink heel rustig, dus de centralist denkt dat het meevalt. Maar het valt niet mee. Van de voorkant van de auto is niets meer over. Het motorblok heeft er nét voor gezorgd dat wij het hebben overleefd. Die ving de klap op. Maar mijn collega en ik hebben zo veel pijn dat we niet meer zelf uit de auto kunnen.
De brandweer zaagt het dak eraf om ons te bevrijden. Ze maken ons vast aan een brancard en tillen ons eruit. De ambulance rijdt meteen met ons naar het ziekenhuis, omdat de ambulancebroeders bang zijn dat wij interne bloedingen hebben. Eén van hen zegt tegen mij: “Het scheelde niet veel of jij was er niet meer geweest vandaag.” Zo’n klap hebben we gemaakt. Gelukkig hebben we geen ernstige verwondingen. De volgende dag realiseer ik hoe bijzonder het is dat wij er zo goed vanaf zijn gekomen.
De opluchting die ik op dat moment voel, maakt al snel plaats voor angst tijdens mijn eerstvolgende noodhulpdienst. Steeds vaker zeg ik tegen een collega: “Ik rijd wel.” Vooral omdat ik het eng vind als iemand anders rijdt. Ik word steeds banger. Het zweet breekt me uit als we hard door een bocht rijden. Als ik wel bijrijder ben, kijk ik krampachtig met de bestuurder mee. “Heb je dit wel gezien?”, vraag ik veel te vaak. De angst put me volledig uit.
Ik heb hulp nodig, denk ik na een paar weken. Mijn leidinggevende stuurt me daarom naar een psycholoog. Daar krijg ik EMDR-therapie, een soort therapie om mijn trauma te verwerken. Ik moet daarbij een koptelefoon op met piepjes, terwijl ik tegelijk aan het meest heftige moment van de aanrijding denk. De therapie lijkt mij eerst wat zweverig, maar het werkt wél. De scherpe randjes van mijn trauma zijn er na drie sessies vanaf. Met minder spanning stap ik weer in de noodhulpauto. Elke dienst krijg ik meer rust. Ook het vertrouwen in mijn collega’s komt terug; ik vind het steeds minder erg als iemand anders rijdt. Tot ik uiteindelijk zonder angst in de auto zit.
Nu, elf jaar later, ben ik rijdocent bij de politie. Een carrièreswitch die ik nooit had verwacht, maar het blijkt een mooie nieuwe stap na jaren in de noodhulp. Elke dag komen er collega’s bij mij voor de Politie Rijvaardigheidstraining, de PRVT. Iedere agent moet om de drie jaar zo’n training doen om zijn of haar rijvaardigheid op peil te houden. Ik doe dit werk nu een jaar. En het mooiste? Ik kan collega’s helpen om nóg iets veiliger de weg op te gaan. Ook al ben ik volledig over mijn trauma heen, ik wil mijn ervaring omzetten in iets positiefs voor anderen. Daarom vertel ik er regelmatig over tijdens de training om duidelijk te maken waarom het zo belangrijk is om volgens de regels te rijden.
Natuurlijk heb je als politieagent vrijstellingen van bepaalde verkeersregels. Zo mogen wij veertig kilometer harder dan de maximumsnelheid of door rood rijden als dat nodig is. Maar ik vind het belangrijk dat mijn cursisten daar bewust mee omgaan. Ik zeg altijd: “Jij wilt veilig thuiskomen, maar de collega die naast je zit ook.” Dan vertel ik mijn eigen verhaal en zie ik dat de boodschap pas écht landt. Daar doe ik het voor. Als ik maar één collega kan behoeden voor het trauma dat ik moest meemaken, is mijn missie geslaagd.’.