Column Dirk Blij: Laten we even bellen
Gepubliceerd: 11 oktober 2024
Het leuke aan het schrijven van columns is dat je reacties krijgt van lezers. In mijn geval is dat tot nu toe alleen van mensen die mij al kennen, dus wellicht zijn ze ietwat gekleurd, maar de reacties die ik krijg zijn over het algemeen vriendelijk positief. Van mensen die mij wat vager kennen komt er dan soms nog achteraan: ik wist helemaal niet dat je dat kon, of: knap hoor om dat allemaal zo te verzinnen.
Op die eerste opmerking heb ik geen antwoord, en op de tweede kan ik zeggen: ik verzin bijna niks. Eeh…nou ja, ik verzin alleen wat smeerolie, om van wat ik hoor of zie, soepel lopende zinnen te maken. En oké, ja soms slaat mijn fantasie dan wat op hol. Als het stroomt zit er wel eens meer smeerolie in een verhaal dan wat ik werkelijk hoorde of zag, maar meestal schrijf ik naar aanleiding van iets dat mijn omgeving mij aanreikt.
Bijvoorbeeld: er komt mij op straat een ongegeneerd luid bellende vrouw tegemoet en de eerste zin die ik versta is: ‘laten we even bellen’. Ik denk dan meteen, waarom zegt iemand die al aan het bellen is dat ze even wil bellen?
Het toeval wilde, dat ik net op dat moment het rek had bereikt waar mijn fiets aan vast stond, en zij, twee meter verderop, die van haar. En met de telefoon tussen haar schouder en haar oor geklemd, en moeilijk zoekend naar haar fietssleuteltje in een veel te grote tas, ging dat gesprek luidkeels verder: ‘Wat?! Nee joh, nee hoor, dat was serieus een grap, maar laten we maar even bellen…nee echt? Nee…serieus? Van wie hoor je zoiets geks? Nee hoor nee, maar laten we even bellen. Ik ga trouwens morgen…maar dat weet je toch hè? Niet? Oh my God! Oké, laten we binnenkort maar even bellen’.
Ze had haar fietssleutel gevonden en stond nu te hannesen met een kettingslot, nog steeds in die onhandige houding van telefoon tussen oor en schouder. Ik geef toe dat ik mijn handelingen had vertraagd. Puur om inspiratie op te doen hè, puur om u van een goed gevulde column te kunnen voorzien. Dus dat u niet denkt dat ik nieuwsgierig ben en zomaar gesprekken sta af te luisteren.
‘Serieus?’ ging zij onverdroten voort, ‘maar laten we daar dan binnenkort even over bellen. Ik moet nu gaan hoor, ik moet sowieso nog even’… er volgde een rijtje namen eindigend met ‘bellen’. Een octaaf hoger en vele malen luider riep ze ineens: ‘oké, doeidoei, we bellen!!’ We decibellen, dacht ik. Ze smeet haar mobiel in haar tas en fietste enigszins slingerend de straat uit. Het was leuk geweest als ze nog even haar fietsbel had beroerd, maar helaas. Ik moest gelukkig de andere kant op, anders had u er nog wat van kunnen denken, maar u ziet, zo’n verhaaltje vertelt zichzelf.
Heb ik hier dan niets aan toegevoegd vraagt u zich af? Nou, dat is terecht. Om heel eerlijk te zijn, dat hele stuk vanaf dat ik mijn fiets had bereikt. Ik hoorde haar alleen ‘laten we even bellen’ zeggen. Ik zei al dat mijn fantasie soms wat op hol slaat, ik was helemaal niet op de fiets, en van die vrouw weet ik niet of ze er überhaupt wel eentje heeft. O, en die zinsnede ‘dat was serieus een grap’ was ook nog van haar, maar daarna verdween ze uit mijn gehoorsafstand. Serieus een grap. Is het serieus of is het een grap? Zal ik daar wat over schrijven? Laten we binnenkort maar even bellen.
Dirk Blij