Column Dirk Blij: Loflied op de duinen
Gepubliceerd: 16 augustus 2024
Lof aan de duinen, tralala, lof aan de duinen. Muziekje eronder, klaar. Of toch niet?
De duinen, we staan er niet meer bij stil. Ze zijn er, die hopen zand met hun warrige wuivende haren van helm. Ze beschermen ons tegen de zee en doen dat goed. Je kunt er in wandelen, je kunt er in picknicken je kunt er foto’s, tekeningen en schilderijen van maken. Ze zijn elke dag anders en altijd hetzelfde. Je kunt je simpelweg verwonderen over het feit dat ze er zijn. Je kunt er langdurig naar kijken en er aangenaam verpozen (laat niet als dank…).
De duinen, er groeit van alles, gras, mos, wilgen, eiken, kruiden en paddenstoelen. Brem, distels, judaspenning, duizendschoon, teveel! Teveel om op te noemen. En, er groeien bramen. En van al dat mooie spul moet je afblijven en je moet netjes op de paden lopen, behalve in augustus. En dan nog steeds overal van afblijven, behalve van de bramen, die mag je dan plukken, alleen voor eigen gebruik, dus niet teveel, het is ook voedsel voor de vogels. Je mag ze opeten (wel even wassen), je mag er jam of sap of stroop van maken, maar dat laat ik aan de plukkers, want dit stukje gaat niet over bramen, maar over de duinen.
De duinen, er leeft van alles, vossen, konijnen, kikkers en hagedissen. Buizerds en veldmuizen, nachtegaal en wielewaal (ga mee naar buiten allemaal). De roodborst ook, en de tapuit, en alles wat er verder fluit. De bijen, vlinders, zoemers en meer. Of een fazant een enkele keer. En ook van al dat moois moet je simpelweg afblijven, of, nou ja, je mag er misschien wel aankomen, maar je krijgt ze niet te pakken, dus doe maar niet. Want dit stukje gaat niet over wild, maar over de duinen.
De duinen, wat zijn ze nat dit jaar. Dat vinden ze zelf niet erg, ze zijn groener dan ooit. En al die groene hellingen zijn feestelijk bespikkeld, met geel en rood en blauw. De droefenis zit bij de lankies. De landjes met hun ijverige tuinders. Vijvers zijn het, modderpoelen. Niets groeit er nu, knolrapen niet, lof niet, schorseneren niet en prei niet. Misschien moerasandijvie, of waterkers. En ik mis dan de aardbeien en de courgettes, door mijn buur en lankiebewerker over de schutting aan mij aangereikt als het landje weer eens overvloedig had geleverd. En lof, knisperend vers en bitter zilt. Lof zoals grootmoederstijd het bedoeld had. Maar dit stukje gaat over de duinen, niet over lof. Of toch wel?
Lof uit de duinen tralala! Lof uit de duinen. Rauw of koken of bakken maar, sausje er over, muziekje eronder, klaar.