Column Dirk Blij: statiegeld
Gepubliceerd: 10 januari 2025
Het is een ergernis van allure geworden, als er net iemand is begonnen tweehonderd opgespaarde blikjes met trage bewegingen door dat gat van de statiegeldautomaat te proppen, als jij maar drie flesjes kwijt wilt. Je zou denken dat het alleen maar goed is dat plastic flesjes en blikjes nu ook gerecycled worden en daardoor niet meer in de berm terecht komen, maar de praktijk is, zoals wel vaker bij vernieuwingen, weerbarstiger.
In Amsterdam bijvoorbeeld, is het op straat, sinds de uitbreiding van de statiegeldregeling, om het maar in grof Amsterdams uit te drukken, een teringzooi. In de meeste wijken in de stad is er geen openbare prullenbak meer die niet overhoop is gehaald, door, laten we zeggen, de minder bedeelden.
De rijke helft van de stad is uiteraard echt niet van plan om voor een dubbeltje in de rij te gaan staan in een supermarkt. Het nette deel van die rijke helft deponeert de lege blikjes in de openbare prullenbakken, het wat minder opgevoede deel doet wat ze gewend is; gewoon laten vallen, maakt niet uit hoe en waar, als je het lege blikje of flesje maar niet meer in je hand hebt, dan is het goed. De armere Amsterdammers maken hiervan gebruik, ze rapen de arrogante blikjes en flesjes weer op, en sparen zodoende een extra zakcentje bij elkaar. En zo houden ze de straat schoon, is dan de achterliggende gedachte. Tot zover zoals de autoriteiten het zich voorstelden.
Het probleem begint bij die prullenbakken. Die zijn gemaakt om iets ín te gooien, niet om er iets uit te halen. Sommigen hebben een vijandig kleine opening met een soort tralie in het midden, een blikje kan er in, een hand nog net, maar een hele arm is uitgesloten. Dit is in de tachtiger jaren van de vorige eeuw bedacht om te voorkomen dat heroïnejunkies, die toen in groten getale door de stad zwierven, er iets van hun gading uit zouden halen. De overheid ging er vanuit dat vrij toegankelijke prullenbakken een aanzuigende werking zouden hebben, dus dat er nog meer junkies naar Amsterdam zouden komen om fijn in de smurrie van anderen te gaan graaien.
Denkt u nu dat ik overdrijf? Dezelfde overheid bedacht in die tijd dat daklozen geholpen zouden zijn met het verstrekken van een kartonnen doos ter grootte van een doodskist. Om in te slapen! Echt waar! In die prullenbakken ging het de junks overigens vaak om voedselresten. Ik heb in die tijd menig zielenpoot koude friet uit een prullenbak zien eten.
Maar nu zit er dus écht geld in die bakken, statiegeld om precies te zijn. En om dat er uit te halen is het noodzakelijk de prullenbak te slopen, want ja, anders ken je d’r niet bij hè. Je wilt ook het blikje dat op de bodem ligt. En als er dan kouwe patat in die bak zit, dan gooi je die er naast, want met dat statiegeld kun je ook warme patat kopen. Da’s logisch hè. Dus in plaats van blikjes en flesjes ligt er nu overal onbestemde kledder op straat. En de verschillende stadsonderhoudsbedrijven wijzen naar elkaar om het op te ruimen.
Ik schrik de laatste tijd van Amsterdam als ik er kom, zoveel troep overal. En dat zal heus niet alleen door dat statiegeld komen, het is een stapeling, het wordt een zooitje, niemand ruimt het op. Anderen denken: daar kan mijn rotzooi ook nog wel bij. Enzovoort.
En och, als je dan in Egmond een paar flessen wilt inleveren, en dat er dan net voor je neus iemand met jumbovuilniszakken vol blikjes voor de automaat staat, hoog opgestapeld in een winkelwagentje, dan moet je maar denken, dat hier tenminste de straten nog een beetje schoon zijn.
Dirk Blij