Column Ellen Tiggeler: Mijn broer Erik
Gepubliceerd: 26 mei 2023
ALS JE GELIEFDE BROER IN HET KLOOSTER LEEFT EN DAAR GAAT STERVEN, HOE KUN JE DAN ALS ZUS HEM NABIJ ZIJN? WAT KAN EN MAG JE ALS FAMILIE DOEN OM JE NAASTE IN HET KLOOSTER TE VERZORGEN? HIER HET BIJZONDERE VERHAAL VAN ELLEN TIGGELER, DIE HAAR BROER ERIK IN DE ADELBERTABDIJ TE EGMOND-BINNEN MOCHT VERZORGEN.
Ik was drie toen hij werd geboren. Mijn oudste zus was al naar de kleuterschool. Mijn broer voelde aan als een cadeautje gegeven aan een 3-jarig meisje. Dit eerste jaar dat we samen thuis waren, heeft misschien wel aan de basis gelegen van onze hechte band.
GELOFTE
Vijf jaar geleden vertelde hij dat hij naar het klooster wilde. Niet voor een week, maar voor de rest van zijn leven. Hij wilde naar de Adelbertabdij in Egmond-Binnen. Dat was ook voor mij een bekende plek waar ik al drie keer een weekend te gast was geweest.
Waarom naar Egmond, vroeg ik hem. ‘Jij gaat toch altijd naar Vaals, daar is de liturgie in de taal die jij mooi vindt.’ Het antwoord was doordacht. Ja, Erik hield van de traditionele liturgie, maar hij wilde ook verbonden blijven met de wereld waarin wij leven. Vaals is gesloten en in Egmond komt de wereld binnen de muren, en is daar ook welkom. Als ik vraag of hij er al langer aan denkt, zegt hij dat hij er vaker aan gedacht heeft, maar dat het er de tijd niet voor was.
Vier jaar later, maart 2021, doet hij zijn tijdelijke gelofte. Wij als familie zijn daar bij. We geven hem de icoon van de heilige Rafael, de heilige van zijn geboortedag. Zijn gezondheid heeft hem dan al een paar keer in de steek gelaten, eerst een hartinfarct en -stilstand, daarna de kanker op diverse plekken in zijn lichaam. Erik blijft positief en heeft vertrouwen in de artsen. Hij leeft met dezelfde intensiteit door en neemt de ongemakken zoals ze komen.
VERKENNEN
Op de abdijmarkt in 2021 staat ook een kraam van het pas opgerichte hospice in Egmond. Ik neem daar een kijkje en maak een praatje. Tenslotte werk ik al vijftien jaar in een hospice als verpleegkundige en ik ben dan ook beroepshalve geïnteresseerd in dit hospice. Ik word uitgenodigd om eens te komen kijken en beloof dat ook te doen.
Aan het einde van de dag spreek ik Erik weer. Hij weet al van mijn afspraak en zegt dat hij graag zelf mee wil. Hij wil een ‘vergelijkend warenonderzoek’ doen, want hij voelt dat zijn gezondheid achteruit gaat en spreekt uit dat hij niet zo oud gaat worden als onze moeder. Zij is slechts 62 geworden. Ik spreek uit dat ook ik bang ben dat hij daar weleens gelijk in kan hebben. Maar Erik voelt zich goed en hij heeft nog veel plannen die hij het liefst allemaal wil realiseren.
Een aantal weken later maak ik een afspraak met het hospice voor een bezoek en ik vertel dat mijn broer uit het klooster graag mee gaat. Erik neemt een mooie kaars voor hen mee namens het klooster. Tegen mij benadrukt hij dat het bij dit bezoek niet over hem moet gaan. Hij wil misschien wel naar het hospice in Amsterdam als het zover is.
De ontvangst is warm en hartelijk. Een open gesprek met humor volgt en al snel vertelt Erik over zijn situatie en dat hij ook voor zichzelf aan het kijken is. Het gesprek loopt dus anders dan gepland en de coördinatoren gaan open met Erik het gesprek aan. Het voelt goed en Erik heeft zijn keuze gemaakt. Hij hoopt weliswaar 100 jaar te worden, maar dat zal hem niet gegeven zijn. Hij wil niet verzorgd worden door zijn medebroeders. Als het zover is, wil hij naar het hospice in Egmond.
In oktober krijgt hij te horen dat de medicatie die zijn leven verlengt niet langer deze werking heeft. De weg zal nu die van lastenverlichting worden, palliatie. Hij besluit dan dat hij graag meegaat naar een familieweekend in de Champagnestreek. Hij rijdt met ons mee naar Montmort-Lucy en het wordt een gezellig weekend. Erik weet goed de aandacht en zijn sterfelijkheid van hem af te houden, zonder dat het een krampachtig vermijden is.
GESPREKKEN
In maart 2022 word ik gebeld door Peter, de coördinator van het klooster. Het gaat slechter met Erik en hij is zo benauwd geweest dat hij een morfine-injectie nodig had. Vanaf dat moment zorgen Peter, mijn zus en ik ervoor dat er 24 uur per dag iemand in de buurt is die de injecties toe kan dienen. Voor Erik wordt het duidelijk, het hospice komt om de hoek kijken. Maar hij heeft nog zoveel te doen, hij wil alles netjes afronden en hij is dan ook niet te stuiten. Hij gaat daarin ook wel over zijn eigen lichamelijke grenzen heen. Het is geen ontkennen van de situatie, want daar is hij eerlijk over. Hij gaat door op wilskracht.
Als mijn zus en ik in het klooster zijn hebben we een eigen kamer op de gang tegenover Erik, tussen de andere monniken. Ze zijn erg gastvrij, steunend en belangstellend. We krijgen een eigen sleutel en kunnen gaan en staan waar we willen. Ik leef steeds zoveel mogelijk het leven van de monniken mee. Ik doe wat werkzaamheden in de kaarsenmakerij en ervaar het beschilderen als een meditatieve bezigheid. We eten mee met de monniken en zitten dan ook tussen hen in. Wij zijn nu hun gasten en hoeven niet tussen de bezoekers te zitten. Ik heb dit erg fijn gevonden en ik voelde mij thuis.
Ik ben steeds in de buurt van Erik en hij vraagt vaak of ik hem kom helpen met een klusje. Dan hoeft hij de anderen niet van het werk te houden. Deze laatste weken in het klooster hebben Erik en ik nog heel wat gesprekken samen gehad, over onze ouders, onze jeugd en opvoeding. Dit was voor mij ook helend.
De kamer in het hospice kwam vrij op het moment dat Erik alles op papier had gezet, toeval bestaat niet. Erik wilde graag alleen naar het hospice, geen familie. Hij werd weggebracht door Peter en richtte zelf zijn kamer in. De dag daarop waren wij welkom. Echt Erik, zelfstandig tot het einde.
Het hospice was heerlijk voor hem en voor ons. Hij ervoer de rust en kon loslaten, zowel zijn werkzaamheden als zijn leven. Wij kregen rust omdat de regie op medisch gebied deskundig werd overgenomen. Ook ik kon weer zus zijn.
AFSCHEID
Op het moment van overlijden zaten we allemaal hand in hand. Een bijzonder mooi en verdrietig moment. Een deel van ons was weg. Na zijn overlijden hebben we hem netjes aangekleed in zijn monnikspij. Het hospice had een mooi ritueel van uitgeleide. Mijn broer, zus en ik liepen voor de rouwauto de straat uit. Bij het binnenrijden van Egmond-Binnen begonnen de klokken van het klooster te luiden. Zijn medebroeders stonden buiten op hem te wachten. Hij werd als het ware met open armen ontvangen, een bijzonder intiem moment. In de abdijkerk werd gebeden en Erik werd besprenkeld met wijwater. Hij kreeg zijn plek in de Mariakapel, waar hij zou blijven tot de begrafenis. Onze oudste kleindochter van vijf heeft in de kist een tekening gelegd voor Erik. Wel vroeg ze me later wie die meneer met die toverstaf toch was.
Bij de avonddienst op de dag voor de begrafenis hebben Peter en wat familieleden Erik voorin de kerk gebracht. De dag van de begrafenis zat de kerk helemaal vol, gevuld met vrienden, familie en anderen. Velen hadden de moeite genomen om afscheid te komen nemen. De monniken zaten in de absis. Wij als familie en de naaste medewerkers van de Benedictushof zaten in de monniksbanken. Het was een mooie viering. Peter zong het Ave Maria van Johann Sebastian Bach en Charles Gounod, hetzelfde Ave Maria wat Erik zelf ook een aantal keren solo heeft gezongen.
De oomzeggers hebben Erik de kerk uitgedragen en hem naar het kerkhof gebracht. Zijn medebroeders liepen al zingend achter Erik aan. Wij als familie volgden. Een ontroerend en mooi moment. Op de begraafplaats werd nog gebeden en gezongen. Vier personen hebben Erik toen middels touwen in het graf laten zakken. Ik was trots op mijn kinderen die dit deden voor Erik, die veel voor hen heeft betekend.
DANKBAARHEID
Het is een half jaar later nu ik dit schrijf. Deze periode kende veel emoties en ik mis Erik. Blij ben ik met onze laatste gesprekken. Ondanks het verdriet en gemis kijk ik met dankbaarheid terug dat wij die tijd samen hebben kunnen beleven. Dat Erik ons toeliet op die intieme momenten, dat wij er konden zijn. Ik ben dankbaar voor zijn medebroeders, voor hun steun, en dat zij ons toelieten in hun huis. Ook zij hebben een medebroeder verloren, missen weer iemand uit hun midden. Als ik nu weer in de abdij ben word ik gezien, Erik is in de gesprekken aanwezig, en ik zie ook zijn foto op diverse plekken staan.
Foto: Abdij van egmond. Tekst uit het blad Klooster! geplaatst met toestemming van Ellen Tiggeler