Column familieagent Maaike: Ik weet het meteen, ze leeft niet meer
Gepubliceerd: 9 februari 2024
Maaike (41), familieagent in opleiding: ‘Ik heb 27 gemiste oproepen op mijn telefoon. Mijn vader en mijn broer probeerden me net te bellen terwijl ik in de tuin was. In een rotgang fiets ik naar het huis van mijn ouders. Aangekomen zie ik overal politieagenten. Ik herken mijn collega’s. Hun koppies hangen naar beneden. Ze doen niks. Want er is niks meer te doen. Ik weet het meteen als ik mijn vader zie: mijn moeder leeft niet meer.
Een paar minuten later zegt iemand: “Maaike, hier is haar afscheidsbrief.” Dan pas dringt het door dat ze het zelf heeft gedaan. Ik schreeuw. En wil meteen naar haar toe, maar dat mag niet. “Het is niet zo’n fijn gezicht, Maaike”, zegt mijn collega. Dit zeg ik zelf wel eens tegen nabestaanden, bedenk ik me. Dan komt het besef: dit keer gaat het om mij en om mijn familie.
Dan schiet ik in de werkmodus: ik wil precies weten wat er nu gaat gebeuren. Elke stap van het proces. Hoe laat komt de forensische opsporing? Welke collega’s zijn er verder allemaal? En wie doet wat? Ik kan me alleen maar focussen op hoe ik mijn werk al twintig jaar doe in zo’n situatie. Ik weet niet hoe ik aan de andere kant moet staan: ik ben ineens de nabestaande.
Er staat ook een politiestudent op de plaats delict, want dat is deze vertrouwde plek ineens geworden. Ik merk dat ik meer bezig ben met hoe het met hem gaat dan met mezelf. Ik ben nog niet toe aan mijn eigen verdriet.
De maanden erna lukt het werken in uniform me niet. En ik weet ook niet of ik het ooit nog wel wil. Ik ga administratief werk doen op het bureau. Maar na een tijd zie ik collega’s met blauw zwaailicht wegscheuren naar een melding. Ik voel een kriebel. Ik wil dat ook weer.
Ik werk weer in de noodhulp. En alsof het zo had moeten zijn, komt er een plek vrij bij de familieagenten. Je bent dan aanspreekpunt van nabestaanden na een heftig incident. Een vast gezicht, dat met ze meegaat naar de identificatie van het slachtoffer. Of de spullen van de overleden persoon overdraagt. Contact houdt met de familie om te checken hoe het met ze gaat. Vlak na het overlijden van mijn moeder was een familieagent ook een steun voor mij. Ik ben meteen overtuigd: dit ga ik doen.
Tijdens de diensten op straat heb ik alweer wat heftige meldingen gehad. Een reanimatie die helaas niet goed afliep. En een suïcide-melding. Het raakt me enorm, maar ik kan het goed scheiden van mijn eigen ervaring. Ik kan me inbeelden in de emoties van de nabestaanden, maar ik verlies me er niet in. Ik weet vooral precies wat ik wel of niet moet zeggen.’