Deel

Column familieagent Maaike: Ik weet het meteen, ze leeft niet meer

Column familieagent Maaike: Ik weet het meteen, ze leeft niet meer

Maaike (41), familieagent in opleiding: ‘Ik heb 27 gemiste oproepen op mijn telefoon. Mijn vader en mijn broer probeerden me net te bellen terwijl ik in de tuin was. In een rotgang fiets ik naar het huis van mijn ouders. Aangekomen zie ik overal politieagenten. Ik herken mijn collega’s. Hun koppies hangen naar beneden. Ze doen niks. Want er is niks meer te doen. Ik weet het meteen als ik mijn vader zie: mijn moeder leeft niet meer.

Een paar minuten later zegt iemand: “Maaike, hier is haar afscheidsbrief.” Dan pas dringt het door dat ze het zelf heeft gedaan. Ik schreeuw. En wil meteen naar haar toe, maar dat mag niet. “Het is niet zo’n fijn gezicht, Maaike”, zegt mijn collega. Dit zeg ik zelf wel eens tegen nabestaanden, bedenk ik me. Dan komt het besef: dit keer gaat het om mij en om mijn familie.

Dan schiet ik in de werkmodus: ik wil precies weten wat er nu gaat gebeuren. Elke stap van het proces. Hoe laat komt de forensische opsporing? Welke collega’s zijn er verder allemaal? En wie doet wat? Ik kan me alleen maar focussen op hoe ik mijn werk al twintig jaar doe in zo’n situatie. Ik weet niet hoe ik aan de andere kant moet staan: ik ben ineens de nabestaande.

Er staat ook een politiestudent op de plaats delict, want dat is deze vertrouwde plek ineens geworden. Ik merk dat ik meer bezig ben met hoe het met hem gaat dan met mezelf. Ik ben nog niet toe aan mijn eigen verdriet.

De maanden erna lukt het werken in uniform me niet. En ik weet ook niet of ik het ooit nog wel wil. Ik ga administratief werk doen op het bureau. Maar na een tijd zie ik collega’s met blauw zwaailicht wegscheuren naar een melding. Ik voel een kriebel. Ik wil dat ook weer.

Ik werk weer in de noodhulp. En alsof het zo had moeten zijn, komt er een plek vrij bij de familieagenten. Je bent dan aanspreekpunt van nabestaanden na een heftig incident. Een vast gezicht, dat met ze meegaat naar de identificatie van het slachtoffer. Of de spullen van de overleden persoon overdraagt. Contact houdt met de familie om te checken hoe het met ze gaat. Vlak na het overlijden van mijn moeder was een familieagent ook een steun voor mij. Ik ben meteen overtuigd: dit ga ik doen.

Tijdens de diensten op straat heb ik alweer wat heftige meldingen gehad. Een reanimatie die helaas niet goed afliep. En een suïcide-melding. Het raakt me enorm, maar ik kan het goed scheiden van mijn eigen ervaring. Ik kan me inbeelden in de emoties van de nabestaanden, maar ik verlies me er niet in. Ik weet vooral precies wat ik wel of niet moet zeggen.’

Meer 'Columns':

Column Nico Knol: maandagavond in de Buurkerk

24 januari 2025

Hetzelfde effect als destijds in de groepen 8 van de basisscholen in de Egmonden zag ik de afgelopen maanden op de maandagavond in de Buurkerk aan het einde van de Abdijlaan in Egmond-Binnen. Toen ik nog catechese en Bijbelles gaf op de basisscholen bespraken we met de kinderen van groep 8 de verhalen in de Bijbel waarin broers en zusjes voorkomen. De verhalen en lotgevallen van de Bijbelse families waren een feest van herkenning voor de kinderen. Na het voorlezen van zo'n verhaal gingen er al diverse vingers in de lucht van kinderen die soortgelijke ervaringen vertelden. Broers en zusjes bij wie het bijna fout ging, ruzie, goedmaken, vriendschappen maar ook vijandschappen. Verhalen over hoe ze elkaar meemaken en wat ze van elkaar leren. De spannendste verhalen waren de verhalen waarbij een broer of zus door het gedrag van andere familieleden bijna het onderspit delft of nog erger, dood gaat. Zo is daar het eerste broederpaar Kaïn en Abel en dat ging niet goed. Kaïn sloeg Abel dood en zo begon de broedermoord in de wereld. De kinderen wisten dat het om verhalen ging, niet om een geschiedenis maar door hun eigen ervaringen kwamen die verhalen wel heel dichtbij. Toen ze het verhaal over die eerste broertjes hadden gehoord vertelden een aantal kinderen heel spontaan hoe ze bijna hun zusje of broertje onherstelbaar te lijf waren gegaan, bijna... Ik zie nog de meester voor de klas met verbaasde ogen kijken toen die verhalen werden verteld. Ja dankzij die Bijbellessen in de klas kwam menig leerkracht nog meer te weten over de kinderen die ze voor zich hadden. De verhalen over de tweeling Esau en Jakob deed veel verhalen over 'pootje haken' en elkaar bedonderen naar voren komen. Het verhaal over zusje Dina en haar broers gaven veel zusjes de gelegenheid om te vertellen hoe beschermend hun broertjes waren - 'heel irritant hoor!' zeiden sommige. Zo zie je maar dat de verhalen van lang geleden nog altijd actueel worden gemaakt. Ook tijdens de bijeenkomsten rondom de Bijbelverhalen in de Buurkerk is dit het geval . Deze lokken de nodige reacties uit over hoe broers en zussen het nu met elkaar hebben en hoe ze voor elkaar bidden. Die oude verhalen blijven ons aanspreken. Nieuwsgierig? Maandag de 27e om 19:30 uur, welkom!

Column John de Waard: mobieltjes en seks

24 januari 2025

Een internationaal onderzoek heeft eens uitgewezen - en onlangs kwam dat weer in een van de vele talkshows voorbij, dus het is blijkbaar niet veranderd - dat seks geen reden is om je mobieltje weg te leggen. Voor vrouwen dan hé, laat dat even duidelijk gezegd wezen. Uit dat onderzoek van ‘Moms & Media’ destijds onder 1000 vrouwen blijkt dat 12 procent van de ondervraagde vrouwen op haar mobieltje gluurt tijdens het vrijen. En 22 procent kan niet eens ontspannen in bad zonder de telefoon op te pakken. En dan klagen wij over de jeugd die aan dat apparaat vastgeklonken zit… Maar het moet toch niet gekker worden. Krijgen wij mannen al jarenlang, wat heet, al sinds het ontstaan van de evolutie, net na Adam en Eva zeg maar, het imago opgeplakt dat we maar aan één ding kunnen denken, blijkt dat vrouwen precies hetzelfde zijn. Zij denken ook maar aan één ding. Het is weliswaar één ander ding, maar dat doet er niet toe, het gaat even om het principe. Hoe ze het echter voor elkaar krijgen om tijdens de seks toch nog op dat schermpje te kijken, is mij een raadsel. Zo groot zijn die schermpjes niet en het lezen wordt dus steeds moeilijker. Dat heb je toch door als man? Hoe ver kun zij zo’n telefoontje van je af houden om de tekst nog te kunnen lezen? Dan zit ze toch allang met dat apparaat in het gezichtsveld van die man (of vrouw, laten we wel wezen, dat kan natuurlijk ook. Maar dan zitten ze alle twee op dat mobieltje en krijg je vast geen ruzie). Je zit als man toch niet altijd met je hoofd aan de andere kant van je bedpartner…? Denk je net een knallende ruzie te kunnen goedmaken met een stromende partij goedmaakseks (schijnt volgens weer een ander onderzoek de beste seks te zijn), zit je vrouw op buienradar te kijken. Dan zie ik de bui alweer hangen. Alle reden dus voor (weer) een flinke ruzie en dan waarschijnlijk zonder goedmaakseks daarna. Overigens, dat van die goedmaakseks werd onderzocht door psycholoog Seth Meijers in Psychology Today (inderdaad, een Amerikaans magazine, maar dat had u al geraden). Volgens hem is goedmaakseks ‘een fantasie waarin alles kan worden opgelost met seks’. Fantasie? Hoezo. Werkt bij bonobo aapjes toch ook? Denk ik tenminste wel, want als je naar Apenheul gaat... John de Waard

Column Martin Noordeloos: Verkeersborden

17 januari 2025

Een van de afgelopen zondagen wandelde ik vanaf de Egmonderstraatweg, via de Van Oldenborghweg naar de Tijdverdrijfslaan in Egmond aan den Hoef. En ik verbaas mij iedere keer weer. Als je vanaf de Egmonderstraatweg komt dan zie je aan het begin van de Van Oldenborghweg allerlei verkeersborden. Verboden in te rijden. Zo kom je vrijwel direct een bord tegen die aangeeft dat het voor motorvoertuigen verboden is om op zon- en feestdagen deze weg in te rijden. Laat nou net op deze dagen de weg het meest worden bezocht. Niet alleen door fietsers en wandelaars maar zeker ook door motorvoertuigen. Nu laat ik mij niet uit over het nut of de noodzaak van dit bord maar wat opvalt is dat in ieder geval velen zich hier niet aan houden. Vooral op mooie, zonnige zondagen moet je als voetganger of fietser goed op letten op auto's die uit beide richtingen komen. Het leuke van dit verkeersbord is dat het alleen maar aangeeft dat je van de kant van de Egmonderstraatweg de weg niet mag inrijden. Er is hier echter geen sprake van éénrichtingsverkeer. Je mag dus feitelijk vanaf de Tijdverdrijfslaan wel de weg in rijden. Daar staat namelijk helemaal geen bord. Je zou in theorie dus tot vlak achter genoemd bord door kunnen rijden vanaf de Tijdverdrijfslaan, dan keren en weer terugrijden. je doet in dat geval niets fout. En laat nou net op dit deel van de Van Oldenborghlaan een veel gebruikte hondenuitlaatplaats liggen. Als je nu je hond op die plek wilt uitlaten en je komt vanaf Egmond aan Zee dan kan/moet je omrijden via de Tijdverdrijfslaan om daar te komen. Vervolgens mag je nadat de hond zijn ding gedaan heeft deze weer inladen en je weg met de auto weer vervolgen. Je mag zelf kiezen in welke richting. Ik vind dit op zijn minst opmerkelijk. Parkeerverbod. Iets verder op de Van Oldenborghweg zie je onder andere een bord aan de kant van de weg welke een parkeerverbod aangeeft. Dat op zich is dan weer heel erg duidelijk. Maar als je nog even verder de weg in gaat dan zie je, als je goed kijkt, dwars op de weg borden staan die ook aangeven dat er een parkeerverbod geldt. Als onderbord staat er dan een pijl in de richting van Egmond aan Zee. Hoe dan. Ik begrijp de bedoeling. De wegbeheerder, ik denk de provincie, wil hiermee kennelijk aangeven dat het parkeerverbod alleen geldt voor het wegdeel tussen beide borden, dus over een afstand van nog geen 100 meter. Normaal gesproken geldt een parkeerverbod vanaf een bepaalde weg tot aan de volgende weg. Er bestaat dan ook geen bord 'einde parkeerverbod'. Er is hier dus voor een heel creatieve oplossing gekozen. Het is dan wel weer jammer dat je bij deze oplossing moet kiezen voor een bord dat niet in het blikveld van de bestuurder van een auto of motor ligt. De borden staan immers gericht naar de beide bermen van de weg. Het is dus heel goed denkbaar dat je dit bord nooit hebt gezien. Als je dus vanaf de Tijdverdrijfslaan komt, het verbodsbord met de pijl bent gepasseerd en vervolgens toch geparkeerd hebt, dan kun je, als oom agent al een bonnetje onder de ruitenwisser heeft geplaatst, denk ik, met vrucht een bezwaar indienen. De rechter die zich hierover moet buigen zal zich verbazen als hij het bezwaar leest. Ik denk overigens dat het bezwaar de rechter niet eens haalt. 60 kilometer. Aan het begin van de weg zie je ook een bord einde bebouwde kom. De bebouwde kom van Egmond aan den Hoef stopt hier immers. Hier is niets mis mee. Als alleen dit bord zou zijn geplaatst dan mag je na dit bord 80 kilometer per uur rijden. Dat vond zelfs de wegbeheerder wat te gortig en hij heeft dan ook met een bord aangegeven dat je vanaf dat punt een 60 kilometer zone inrijdt. Je komt dus vanaf een heel brede weg, de Emonderstraatweg, waar je 50 kilometer per uur mag rijden, een heel smal weggetje in van slechts drie meter breed waar je vervolgens 60 kilometer per uur mag. Eigenlijk is dit nauwelijks uit te leggen. Dit smalle weggetje van drie meter breed wordt zeer druk bezocht door voetgangers en fietsers en dan mogen er ook nog auto's rijden die uiteraard in beide richtingen wel 60 kilometer per uur mogen. Menig automobilist doet dit dan ook. Het mag ten slotte en waarom zou je dan langzamer rijden. Waarom wordt in dit specifieke geval de snelheid niet verder beperkt? Wettelijk gezien mag dit best. De wegbeheerder kiest hier echter niet voor. Ik weet dat er op dit soort wegen in het algemeen wordt gekozen voor een compromis voor enerzijds de doorstroming en anderzijds de veiligheid. Men is als compromis hierbij uitgekomen op een snelheid van 60 kilometer per uur. In een aantal uitzonderingssituaties kan hiervan worden afgeweken. Maar kom op: In dit geval kun je toch nauwelijks de 60 kilometer per uur zone verdedigen. Een weg waar normaliter twee auto's elkaar niet kunnen passeren zonder gebruik te maken van de berm zou toch ook tot die uitzonderingen moeten behoren. Juist omdat dit weggetje recreatief heel veel wordt gebruikt door fietsers en voetgangers.

Column Trees Visser-Groot: De familiefoto

17 januari 2025

Deze foto hing als doek aan een hek tijdens de restauratie van Hoeve Overslot. Er was vanuit de gemeente een vraag uitgegaan naar foto’s ter verfraaiing van de bouwhekken. Na dit voorgelegd te hebben aan mijn zussen en broer kwam deze foto tevoorschijn, welke ik vervolgens ingestuurd heb. Zo kwam deze foto daar aan een hek te hangen voor het huis waar zo ongeveer de helft van de groep daar ook opgegroeid was ……. De andere helft is de groep aangetrouwden.

Column John de Waard: voetbalvedettes of woningen?

10 januari 2025

Het is maar waar je je prioriteiten legt

Afgelopen periode heb ik me kunnen verbazen over buurgemeente Alkmaar. Daar zijn ze blijkbaar druk om te proberen het KNVB sportcentrum naar Alkmaar te halen. De locatie die de gemeente op het oog heeft is de westrand, daar waar eerst mogelijk AZ zou komen.

Column Els Rosenmöller: Afscheid van 2024

3 januari 2025

Peinzend staar ik naar een leeg scherm, ik wil terugblikken naar het jaar 2024. Dat hoort bij deze decembermaand. Maar ik krijg al die verschillende emoties die nu door hoofd en hart razen niet makkelijk in een overzichtelijk rijtje. Laat ik maar beginnen bij het nu. Mijn lieve, hoogbejaarde vader moest opgenomen worden in het ziekenhuis. Daar moeten wij, zijn kinderen, accepteren dat er een grote kans is dat dit zijn ontmoeting met de dood is. Wij hopen, zorgen en bidden en voelen ons machteloos. Ik ken dat gevoel en dit proces zo goed. In ons hospice hopen en zorgen en bidden wij vaak met onze gasten en hun naasten mee. Het hoort bij onze professie om families bij te staan, te ontzorgen en voldoende ruimte en rust te creërenom een waardig afscheid mogelijk te maken. Maar er is ook altijd enige professionele afstand. En die valt in de dierbare familiekring weg; dat herinner ik me van de ziekte en het overlijden van onze moeder. Nog maar kortgeleden werden de Egmonden opgeschrikt door de ziekte en de dood van een van Egmonds grote zonen; actieve spil van diverse organisaties, ook belangrijk achter de realisatie van ons hospice, maar bovendien de man van mijn collega-coördinator en vriendin Nathalie. Zij pareert deze crisis met de keuze voor een ander pad in haar ontwikkeling en leven en dus een afscheid van ons hospice. Een van onze ondersteunende coördinatoren is haar opgevolgd, maar ook twee andere ondersteunende collega’ssloten hun tijd bij ons af; dat was dus ook een afscheid van twee bevlogen en actieve steunberen van onze organisatie. Ik prijs me gelukkig dat hun plaatsen na een interne procedure door twee andere vrijwilligers inmiddels zijn ingevuld. En natuurlijk herinner ik me al die ruim 50 gasten en hun naasten die we dit jaar mochten ontvangen en verwennen. Zij blikten stuk voor stuk terug op hun leven en maakten ons daar soms deelgenoot van. Er was verdriet en onzekerheid maar de meesten berustten in hun situatie en bereidden zich voor op een andere, onbekende toekomst. Wat zou mijn terugblik bij het afscheid van het jaar 2024 naast de verdrietige dingen vooral moeten vermelden? Natuurlijk: de dankbaarheid en de bewondering voor al die vrijwilligers die ons hospice tot een succes maken! Wist u dat er een leger van ca 75 vrijwilligers klaar staat om ons werk mogelijk te maken? Van bestuur tot tuinlieden, van ‘handen aan het bed’ tot koks, poetsers en ict-ondersteuner, voor hen allemaal maak ik een diepe buiging. En tot slot: samen op naar 2025!

Column Dirk Blij: statiegeld

10 januari 2025

Het is een ergernis van allure geworden, als er net iemand is begonnen tweehonderd opgespaarde blikjes met trage bewegingen door dat gat van de statiegeldautomaat te proppen, als jij maar drie flesjes kwijt wilt. Je zou denken dat het alleen maar goed is dat plastic flesjes en blikjes nu ook gerecycled worden en daardoor niet meer in de berm terecht komen, maar de praktijk is, zoals wel vaker bij vernieuwingen, weerbarstiger. In Amsterdam bijvoorbeeld, is het op straat, sinds de uitbreiding van de statiegeldregeling, om het maar in grof Amsterdams uit te drukken, een teringzooi. In de meeste wijken in de stad is er geen openbare prullenbak meer die niet overhoop is gehaald, door, laten we zeggen, de minder bedeelden. De rijke helft van de stad is uiteraard echt niet van plan om voor een dubbeltje in de rij te gaan staan in een supermarkt. Het nette deel van die rijke helft deponeert de lege blikjes in de openbare prullenbakken, het wat minder opgevoede deel doet wat ze gewend is; gewoon laten vallen, maakt niet uit hoe en waar, als je het lege blikje of flesje maar niet meer in je hand hebt, dan is het goed. De armere Amsterdammers maken hiervan gebruik, ze rapen de arrogante blikjes en flesjes weer op, en sparen zodoende een extra zakcentje bij elkaar. En zo houden ze de straat schoon, is dan de achterliggende gedachte. Tot zover zoals de autoriteiten het zich voorstelden. Het probleem begint bij die prullenbakken. Die zijn gemaakt om iets ín te gooien, niet om er iets uit te halen. Sommigen hebben een vijandig kleine opening met een soort tralie in het midden, een blikje kan er in, een hand nog net, maar een hele arm is uitgesloten. Dit is in de tachtiger jaren van de vorige eeuw bedacht om te voorkomen dat heroïnejunkies, die toen in groten getale door de stad zwierven, er iets van hun gading uit zouden halen. De overheid ging er vanuit dat vrij toegankelijke prullenbakken een aanzuigende werking zouden hebben, dus dat er nog meer junkies naar Amsterdam zouden komen om fijn in de smurry van anderen te gaan graaien. Denkt u nu dat ik overdrijf? Dezelfde overheid bedacht in die tijd dat daklozen geholpen zouden zijn met het verstrekken van een kartonnen doos ter grootte van een doodskist. Om in te slapen! Echt waar! In die prullenbakken ging het de junks overigens vaak om voedselresten. Ik heb in die tijd menig zielenpoot koude friet uit een prullenbak zien eten. Maar nu zit er dus écht geld in die bakken, statiegeld. En om dat er uit te halen is het noodzakelijk de prullenbak te slopen, want ja, anders ken je d’r niet bij hè. Je wilt ook het blikje dat op de bodem ligt. En als er dan kouwe patat in die bak zit, dan gooi je die er naast, want met dat statiegeld kun je ook warme patat kopen. Da’s logisch hè. Dus in plaats van blikjes en flesjes ligt er nu overal onbestemde kledder op straat. En de verschillende stadsonderhoudbedrijven wijzen naar elkaar om het op te ruimen. Ik schrik de laatste tijd van Amsterdam als ik er kom, zoveel troep overal. En dat zal heus niet alleen door dat statiegeld komen, het is een stapeling, het wordt een zooitje, niemand ruimt het op. Anderen denken: daar kan mijn rotzooi ook nog wel bij. Enzovoort. En och, als je dan in Egmond een paar flessen wilt inleveren, en dat er dan net voor je neus iemand met jumbovuilniszakken vol blikjes voor de automaat staat, hoog opgepast in een winkelwagentje, dan moet je maar denken, dat hier tenminste de straten nog een beetje schoon zijn. Dirk Blij

Column Kim Klaver: Positief blijven en voluit leven

27 december 2024

Met de toeterende blijdschap van de Syrische gemeenschap afgelopen periode nog in mijn hoofd denk ik met geluk aan de manier waarop wij dat als gezin met elkaar ervaren. Mijn zoon stuurde een filmpje vanuit zijn Utrecht-Centrum raam waar de stoet auto’s niet ophield en het getoeter na een paar uur niet meer aan te horen was. Maar dat werd goedgemaakt door de blijdschap, de vreugdetranen en de blik van een meisje in een van de auto’s. “Ik schoot zelf ook gewoon vol, mam.”

Column John de Waard: Meer woningen voor ouderen?

27 december 2024

Deze week stond er een uitgebreid artikel in de media over de behoefte aan woningen voor ouderen. Strekking van het betoog was om bij de 'uitgifte' van woningbouwprojecten als overheid te bedingen om meer te bouwen voor de senioren. Waarvan er de komende jaren steeds meer komen. Senioren dan.

Column Ruud de Raadt: De stoel, de gemeente en de wapens

3 januari 2025

Staat nu in de Slotkapel

Een tijd geleden was er een televisieprogramma, dat De stoel heette. Egmond aan den Hoef heeft zijn eigen stoel en dan ook nog met een mooie geschiedenis. Deze stoel staat in de Slotkapel in Egmond aan den Hoef. Deze stoel, hoewel stoel….een hele mooie leunstoel. Mooie vorm, mooi hout en een mooi dessin met in dat dessin, maar dat is toeval en geen toeval, het wapen van Egmond. Boven de rugleuning is wel een wapen van Egmond (meer specifiek het wapen van Egmond aan Zee) op een stukje hout te zien, en dat is bewust.

Column abt Thijs Ketelaars: ’Probeer elkaar te dienen en te bemoedigen, dan hebben we samen toekomst’

20 december 2024

"Wat fijn dat we ook dit jaar weer met zovelen zijn op de Brink nu wij ons opmaken voor het kerstfeest. We zijn nog onderweg, halfweg naar kerst en dat is een heel goed moment om even stil te staan bij de verdere opgang naar Kerstmis. Hoe doen wij dat? Maakt u lijstjes voor wat er allemaal nog gebeuren moet? En wat staat daar dan op?

Column Peter de Waard: Juffrouw Ruytenburg

13 december 2024

Om een klas van meer dan veertig kinderen muisstil te krijgen, hoefde ze maar één gebaar te maken. Ze bracht met de rechterarm haar hand naar het voorhoofd - het teken dat ze een kruisteken ging slaan.

Column Dirk Blij: Sprookje

6 december 2024

Ooit, in een dorp hier niet ver vandaan, leefde eens een gemeenschap in volmaakte harmonie. Of, misschien niet volmaakt, er waren altijd wel wat kleine strubbelingen, maar men gunde elkaar de ruimte. Er werden handen geschud en kussen gegeven bij het komen en bij het gaan. Men sprak met, en over elkaar en als er zich een klus aandiende werden er handen uit mouwen gestoken. In de kern van het dorp stond een charmant kapelletje uit de twaalfde eeuw naast een heuse kasteelruïne. Er was ook een oude boerderij waar men kon samenkomen en waar eens in de week de plaatselijke muzikanten van leer trokken op hun instrumenten ter vermaak van de overige dorpsbewoners. En iedereen was blij. Naast de boerderij stond een schuur waarin een oudere bewoner zijn verzameling wonderlijke curiositeiten aan een ieder liet zien die interesse toonde, en geloof me, dat waren er veel. Op een dag diende zich een probleem aan, de gemeentekas was leeg. Er was teveel geld aan Elders besteed, en dorp iets verderop. De mensen waren daar erg boos over, het was tenslotte hún geld, dat via de belastingen naar de gemeentekas was gestroomd, en Elders behoorde niet tot hun gebied. De gemeente dacht daar anders over, het geld was, naar hun zeggen, goed besteed, en nu de kas leeg was, moest er maar gewoon nieuw geld worden gemaakt. Eén van de ambtslieden kwam op het idee om de oude man met zijn, wat hij noemde, oude zooi, de toegang tot de gemeente te ontzeggen, en de schuur te gaan ombouwen tot geldfabriek. Op die manier kan Elders ook weer een tijdje voort. Een groepje dorpsbewoners besloot de oude man te hulp te schieten en ging vrijwillig in een kring om de schuur van de man staan om het ambtslid duidelijk te maken dat de geldfabriek dan ook maar naar Elders moest. En omdat het ambtslid niet zo heel dapper was, huurde hij een bureautje in om voor hem het vuile werk op te knappen. Het bureautje stelde voor om de bewoners te laten meedenken over hoe de geldfabriek er uit zou moeten zien én, als er dan voldoende geld was, aan Elders te besteden, hoefde de oude man misschien niet weg. Dan mocht hij achter de schuur onder een afdakje nog steeds zijn spullen laten zien. Het bureautje stelde een traject op om samen met de bewoners tot een oplossing te komen. De bewoners bedachten enthousiast allerlei alternatieven, en ondanks dat elk idee dat zij opperden goed was, werden zij stelselmatig door het ambtslid tegengewerkt. Tot de dag dat het ambtslid riep dat het allemaal veel te lang duurde en dat hij het niet meer vertrouwde. De ideeën van de bewoners waren niet de zijne en Elders had geld nodig. Nu ging hij dat zelf wel regelen. De geldfabriek kwam er. De bazen van Elders wentelen nu in zelfgenoegzaamheid, maar in het dorp zijn de bewoners niet meer heel erg blij, de harmonie is weg. In de plaatselijke kranten haalt het ambtslid er zijn schouders over op en zegt: och, niet alle sprookjes hoeven goed af te lopen. Ik heb mijn best gedaan, maar ja… Dirk Blij

Column Els Rosenmöller: drijvende kracht

6 december 2024

Nepal, mijn vakantiebestemming 2024, lonkte me eind oktober toe. Het zou me de ruimte geven om te spiegelen en terug te kijken. Het was voor mij een pittig jaar in het hospice. De belangrijkste reden was ongetwijfeld het werken zonder mijn collega Nathalie. Sinds de start van het hospice in 2021 verdiepte onze samenwerking zich als vanzelfsprekend tot een waardevolle vriendschap. Maar eind vorig jaar sloeg het noodlot toe. Nathalie belde me op 23 december 2023 vanuit het ziekenhuis: bij haar man was een hersentumor geconstateerd. Ongeloof, verbijstering, hun wereld stortte in. In één klap besefte ook ik dat hun leven nooit meer hetzelfde zou zijn. De tumor bleek de enige kwaadaardige waarheid. Nathalie moest nu thuis zijn, wij reorganiseerden ons werk in het hospice, ik leefde en vreesde met het gezin van mijn vriendin mee. Nepal werd in het najaar gepland. Eenmaal daar bedacht ik hoe mooi het zou zijn om in een Boeddhistisch klooster kata’s te laten zegenen voor dit strijdende, dappere, positieve stel. Een ‘kata’ is een ceremoniële sjaal met ingeweven symbolen die staan voor compassie en vrede. In het klooster vol kleur, aanbidding en waardigheid gingen monniken dienstbaar voor mij aan de slag. De ceremonie werd voorbereid; Toen het gebedsritueel van start ging wenkte men me bij de Lama (spirituele leider). Er liep een traan over mijn wangen, mij bewust van de devotie van deze monniken voor mij en de situatie van mijn vriendin en haar man in het verre Nederland. Twee weken later was ik bij Nathalie. De tumor had nu het leven van haar man volledig overgenomen. De 11 maanden daarvoor had hij haast gemaakt. Met zijn lief, hun 5 kinderen, familie en dierbare harten die hen zo na staan, regisseerde hij de rest van zijn onzekere leven met zorg voor iedereen. Nathalie vroeg mij samen naar hem toe te gaan. Ik vertelde haar het verhaal van de kata’s en sloeg een goudgele sjaal om haar heen. Ze voelde zich verrijkt en eeuwig verbonden door het ritueel. Eenmaal aan bed bij deze geweldige en zorgzame echtgenoot en vader, zagen we dat zijn energie hem ging verlaten. Nathalie vond het heel moeilijk om te zien. Deze drijvende kracht voor zovelen kon alleen slagen in zijn leven doordat hij goed verankerd was in haar liefde. Zij was het baken, zijn reddende engel, het licht in het gezin. Elkaar loslaten leek onmogelijk. Ik vouwde de kata en legde deze onder het laken op zijn hart. Ik zei dat er voor hem was gebeden en veel kaarsen waren gebrand. Hun jongste zoon was erbij, hij zag zijn vader ontspannen en vrijwel direct zijn laatste adem uitblazen. Na een klein jaar vechten, vertrouwen, verdriet, vallen, opstaan én veel geintjes, liet hij zich in het diepe gaan, drijvend in rustig vaarwater naar het eeuwige licht. Nathalie en ik keken elkaar aan, het was een uitzonderlijk magisch moment waar veel dankbaarheid uit sprak. Enkele minuten later zag ik hoe Nathalie en hun vijf kinderen liefdevol en intens verdrietig in elkaar verstrengeld aan zijn bed stonden. Samen vormen ze vanaf nu een prachtige drijvende kracht die elkaar, ieder op hun eigenwijze, zullen verlichten waar nodig. Veel wordt in het gezin vertaald naar muziek; luister naar ‘All of me’ van John Legend.

Column John de Waard: de nieuwe afhaalchinees

29 november 2024

Nu we steeds meer online leven komen er ook steeds meer vreemde uitwassen aan het licht. Het is inmiddels bijna dagelijks in het nieuws. Strekking van de waarschuwing: als iets te mooi lijkt om waar te zijn, dan is dat in de regel ook zo.

Column Martin Noordeloos: Vers, warm, Vlaams

13 december 2024

Dan wandel je door Egmond en zie je het overal. Kreten zoals in de titel vermeld. En niet alleen in Egmond maar in iedere stad en dorp zie je reclames op de gevels en op borden die deze woorden gebruiken. Bij reclames is het natuurlijk de bedoeling dat je wordt verleid om de geadverteerde producten te kopen. De teksten die gebezigd worden zouden dus iets moeten zeggen over de kwaliteit van het aangebodene. Hypothetisch zou het dus zo moeten zijn dat de tekst aangeeft dat de kwaliteit van de producten echt top is. Maar is dat dan wel zo? Wat staat er nu eigenlijk echt op de borden en muren? Zo maar even een paar kreten die ik zag staan. Een frietboer die stelt dat hij vers gesneden Vlaamse friet verkoopt. Wat wordt er nu eigenlijk gezegd? Vers gesneden is al een lastige voor mij. Als je start bij de basis dan heb ik een aardappel die friet moet gaan worden. Die aardappel is in december al een tijdje uit de grond en je kunt dan toch nauwelijks nog spreken van vers. Als je uitgaat van de aardappel die gesneden wordt tot frietvormige stukken aardappel dan is de opmerking vers gesneden een overbodige mededeling. Het is niet meer dan logisch dat de frieten dan vers gesneden zijn. Het is onmogelijk dit anders te doen. Als de friet op die manier vers gesneden is dan is het maar de vraag hoelang geleden dit proces heeft plaatsgevonden. Het kan zo maar zijn dat dit snijden vers in de fabriek is gedaan en in zakken aan de frietboer is geleverd. Of zou de verkoper de aardappels toch zelf hebben geschild en versneden tot stukken pieper in frietvorm? En hoelang terug zou dit dan gedaan zijn? Daarbij: wanneer is het stukje aardappel friet geworden. Friet is eigenlijk pas friet als de lange stukjes aardappel gefrituurd zijn. Het snijden gebeurt dus eigenlijk al ver voor het moment dat het stukje aardappel friet genoemd kan worden. Ook de term Vlaams zal volgens de hypothese op kwaliteit moeten duiden. Maar wat wordt er dan bedoeld met Vlaamse friet? Ik heb het even opgezocht en kennelijk is het zo dat de deze bedoelde friet vingerdik (14 mm) zou zijn. De term heeft dus niets te maken met de kwaliteit. Ik vind het alleen om deze redenen al moeilijk om te bepalen of hier een kwalitatief goed product wordt verkocht. Misschien wel maar ik haal dat niet uit de tekst. Een heel bekende is de visboer die adverteert over het feit dat hij warm gebakken vis verkoopt. Nou lijkt mij dat vrij logisch. Hoe wil je anders vis bakken. Koud bakken is mij nog nooit gelukt. Dan heb je ook ondernemers die warme gebakken vis verkopen (niet te verwarren met de hiervoor genoemde warm gebakken vis). In dat geval kan de vis dus al even terug gebakken zijn en dan later weer zijn opgewarmd. Dat lijkt me dan weer niet bevorderlijk voor de kwaliteit. Verse gekookte Zeeuwse mosselen is niet minder lastig te duiden. Hier ga ik ervanuit dat mosselen vers zijn en vervolgens gekookt worden. Maar wat houdt vers dan in. In de voedingsmiddelenindustrie wordt met vers bedoeld dat het product nog onbehandeld is. In dat geval zouden die mosselen dus al dagen oud kunnen zijn voordat ze in zakken bij de verkoper van de mosselen aankomt en vervolgens gekookt worden. Een andere betekenis van vers is een product dat kort van tevoren is klaargemaakt. En dat is in dit geval natuurlijk weer volkomen logisch. Als mijn vrouw thuis verse mossels kookt maar ze pas opdient als ze alweer op kamer temperatuur zijn dan ga ik daar toch geheid een opmerking over maken. In deze tijd van het jaar heb je dan ook nog de oliebollenkraam waarop staat vermeld dat zijn oliebollen dagelijks vers gebakken worden. Dat mag ik toch bidden. Iedereen weet dat de lekkerste oliebol die bol is die net uit de frituur komt en niet al een tijdje ligt te wachten tot wij hem kopen en verorberen. Ik verwacht bij zo'n kraam toch op zijn minst een bol die zeer kort van tevoren uit de frituur is gekomen. Een bol die 's ochtends om 8 uur is gebakken en die ik om 4 uur 's middags verorber verdient bij mij niet meer het predicaat vers. Toch klopt het wel dat hij die dag vers gebakken is. Al met al blijkt maar weer dat de gebezigde teksten op de borden van de ondernemers niets hoeven te zeggen over de kwaliteit van de te verkopen producten. De aan het begin genoemde hypothese hoeft dus absoluut niet waar te zijn.

Column Leo Fijen: Zoon

29 november 2024

Als je niet beter weet, is het een mooi gebaar, meer niet. Maar als je de achtergronden kent, zie je dat alles samenvalt en dat er geen toeval bestaat. Zo gaat het vaak in het leven, zo ging het ook in de Abdij van Egmond, die woensdag op de grens van oktober en november.

Column Vincent Schotvanger: Opgegroeid op het Woud

6 december 2024

Ik ben opgegroeid op het Woud. Thuis hadden wij een Sparwinkel. Daar was altijd genoeg te doen. Maandag kwam de vrachtwagen van de firma T.I.P. -levensmiddelen brengen. Volle dozen, met allerlei artikelen voor de winkel, werden buiten tegen de muur naast de winkeldeur gezet. Wie er thuis was, mijn zussen, mijn jongere broertje of ik, ging helpen om de winkel bij te vullen en de rest in het pakhuis op te bergen. Elke week kwamen er wel vertegenwoordigers aan de deur om hun producten aan te prijzen zoals van Unox, Maggie, Knorr, rookwaren, pruimtabak enzovoorts.

Column Johannes van Riessen: Twee dorpen, twee kerken, twee werelden

22 november 2024

In oktober werd ik door oud-collega’s ontvoerd naar Egmond aan Zee. Bij mijn afscheid van het onderwijs, dus net voor de laatste zomervakantie, hadden ze me gezegd dat ik op die zaterdag klaar moest staan. We zouden naar Egmond aan Zee gaan, meer hoefde ik niet te weten. Die zaterdag was het prachtig weer. U kunt er zich intussen misschien nog maar weinig voorstellen, maar begin oktober scheen de zon nog en hadden we een heerlijke nazomer. We meldden ons bij een fietsenwinkel en daar kregen we een tas met enveloppen en een korte instructie. Ik werd meegenomen op een puzzeltocht om het dorp te leren kennen waar ik sinds een maand was gaan werken.

Column Dirk Blij: lichtpuntjes

15 november 2024

Er hangen duistere wolken boven alles wat in Nederland te maken heeft met kunst en cultuur. Musea, theaters, boeken en bioscoopbezoek worden zomaar naar het hoge BTW-tarief doorgeschoven. Alle financiële experts roepen dat het de regering geen extra geld op zal leveren. De mensen zullen minder vaak naar de bios gaan, musea links laten liggen, theaters hooguit nog bezoeken voor de zoveelste ‘allerlaatste’ uitvoering van Soldaat van Oranje en minder, of erger nog, geen boeken meer kopen. De Haagse kliek draait met satanisch genoegen de ‘linkse hobby’s’ de nek om. Zo, dit waren de somberste zinnen die ik tot nu toe geschreven heb, ik moet af en toe ook even mijn hart luchten. Ik ga mij nu richten op lichtpuntjes. Op het gebied van de schone kunsten heb ik er onlangs vijf meegemaakt. Zomaar, op één dag. En het zijn nog jonge lichtpuntjes ook, ze kunnen nog vele decennia mee. Bakens in de duisternis. Jonge mensen die kunst maken, bijeengebracht in de oudste en mooiste galerie van Nederland, galerie de Kapberg. Ik verkeer in de bevoorrechte positie om mee te mogen helpen bij de inrichting van tentoonstellingen aldaar. Dat is sowieso een leuke bezigheid, maar deze keer stemde het mij onvervalst hoopvol. Jonge mensen die hun zielenroerselen omzetten in schoonheid. Aardige mensen ook, prettig in de omgang, elkaar respecterend en met aandacht en verwondering voor elkaars werk. Ik stel ze met plezier aan u voor, maar zeg daar wel vooraf bij, dat ik met geen mogelijkheid in dit stukje recht kan doen aan wat ze in de Kapberg laten zien, dus komt u vooral zelf langs om het mee te maken. De tentoonstelling loopt tot 15 december. Het is volkomen gratis, dus u staat al voor 21% BTW over nul euro te genieten. Genieten bijvoorbeeld van een twintig minuten durende prachtige prijzenwinnende film met als hoofdpersonage de Donau, van filmmaker Rashel van der Schaaf. We hebben er speciaal een intiem filmzaaltje voor ingericht. U kunt zich verwonderen over de portretten van derper en schilder Jan Groen, die in ware kleurexplosies van de muren knallen. Beeldschone werken van beeldhouwer Bart van Deelen dwingen respect af door inventiviteit en vakkundige constructies. Je kunt meelezen met de fijne gedichten van Mila Loogman en de cartooneske linosnedes van Barry Timmer vergelijken met hun afdrukken. Vijf creatieve disciplines, vijf lichtpuntjes. Of liever gezegd, lichtpunten! Schijnwerpers, richtingaanwijzers, dáár moeten we naartoe. Niet de kunsten af gaan knijpen met bovengemiddelde belastingen, maar ze steunen door er simpelweg naar te kijken. Door tot je door te laten dringen wat schoonheid waard is. Door het toe te juichen en door te beseffen dat schoonheid nodig is om mensen met elkaar te verbinden. Om ons te wapenen tegen lelijke polarisatie. Kom vooral langs, met een beetje geluk komt u de kunstenaars zelf tegen, of krijgt u van een medewerker van de Kapberg een kopje thee of koffie aangereikt, het zou zomaar kunnen. Het zou zelfs kunnen leiden tot een prettig gesprek. Het is maar dat u het weet. Dirk Blij

Column wijkagent Roy: Mijn bloed begint te koken

22 november 2024

‘We krijgen een melding van een woninginbraak. Als we de straat inrijden zien we een vrouw samen met een meisje van een jaar of zes. Ze staan voor een gesloten voordeur. Toen het tweetal thuiskwam, merkten ze dat de voordeur van binnenuit op de haak zat. “Maar dat kan niet, want er is niemand thuis. Alleen mijn dochter en ik wonen hier”, vertelt de vrouw, die na aankomst naar de achterkant van het huis liep. “Daar zag ik dat het raam was ingegooid en dat het licht in mijn dochters slaapkamer brandde. Op dat moment wist ik genoeg en heb ik 112 gebeld.”

Column Nico Knol: Onze ‘nieuwelingen’

15 november 2024

In de afgelopen maand hebben jonge mensen (tussen 16 en 30) en andere geïnteresseerden uit Amsterdam-Noord contact gehad met de monniken van zowel het Lioba klooster als de Abdij.

Column Vincent Schotvanger: De winkel van Pietje Spar

8 november 2024

Daar zag ik hem staan: een mooie gele houten klomp en dan ook nog in een hele grote maat. Wie hem daar had neergezet, Joost mag het weten. Ik was op weg naar Alkmaar, zag die klomp staan en kreeg gelijk een leuk idee. Mijn zes kleinkinderen wil ik laten plaats nemen in die klomp en dan op de foto zetten. Ik heb twee zonen en elk heeft drie kinderen. Mijn zoon Laurens heeft twee zonen en een dochter en Rogier heeft drie zonen. Mijn vader, Piet Schotvanger, had samen met mijn moeder, de kruidenierswinkel op 't Woud, het buurtschap tussen Bergen en Egmond aan de Hoef. Het was de Sparwinkel van Pietje Spar en bekend in de hele omgeving. Vroeger begon mijn vader te venten met een transportfiets, met boven op de bagagedrager voor, een hele grote gevlochten vierkante mand. Daarna kwam Bruno het paard. Later maakten paard en wagen plaats voor een levensmiddelen wagen op drie wielen en de motor op het voorwiel. Het stuur zat boven op de motor gemonteerd. Het stuur kon je omklappen zodat je het voorwiel kon omdraaien om achteruit te rijden. Mijn vader zat op een grote kist achter het stuur en die kist zat vol met flessen frisdrank zoals beugel flessen Gazeuse, groene dikke flessen Riedel met witte schroefdop. Ook kleine groene flesjes Joy en de limonadesiroop van Siebrand. Boven op de kar een imperiaal van hout en achter aan de kar vastgemaakt een grote bak om de Esso gasflessen mee te nemen. Al met al een hoop lawaai in de cabine van gerammel en motor geluid en het trillen van de metalen wagen. Mijn vader had er niet echt last van, hij was toch wat doof. Achter de cabine was de aparte ruimte met schuifdeur waarin stellingen met de levensmiddelen stonden. Op de foto zie je nog geen imperiaal op dak en achterop de wagen nog geen grote brede bagage drager voor de gas flessen, dat kwam later omdat de wagen pas geleverd was (zie foto). Op zondag reed mijn vader de wagen voor de winkeldeur en dan ging er een stoel in, uit de voorkamer, waarop mijn moeder ging zitten om mee te gaan met mijn vader, naar de kerk in Egmond aan de Hoef. Op de maandag bracht hij de boodschappen met zijn Berini bromfiets, waar hij een grote rieten mand achterop had staan, in de Egmondermeer naar de ver gelegen boerderijen. Daar vandaan naar de firma Boom in Alkmaar om voorraad te halen voor de winkel, zoals borstels, bezems enz. Dinsdags ging hij venten met de winkelwagen op 't Woud tot over de kluft, de laatste klanten waren dan de familie Veld en Tromp. Op woensdag ventte hij in de Egmondermeer, De Hoeverweg en daar als laatste klant de familie Zut. Donderdag en vrijdag ventte hij in Egmond aan de Hoef en als laatste van de rit, twee klanten in de Pieter Schotmanstraat in Egmond aan Zee. Thuis deed mijn moeder, samen met onze hulp, het huishouden. Wij waren thuis met zes kinderen en allemaal moesten we helpen met allerlei klussen, er was genoeg te doen. In de winkel was veel te koop. Levensmiddelen, vee geneesmiddelen, koe touwen, laarzen, strekels, carboleum, petroleum, teer, flessen Esso gas, klompsloffen, klompkrammen en dan de klompen. Vooral in de zomer was er veel aanloop van klanten. Naast ons Camping Oase, Camping de Woudhoeve aan de Driehuizerweg en de Gak huisjes in het duin aan de overkant. Het was druk in de winkel maar ook gezellig. Over de periode dat ik thuis op 't Woud woonde kan ik nog veel meer vertellen over hoe het was om daar te wonen. In de expositie over de Herenweg heb ik 't Woud gemist, sowieso mijn vaders winkel en ook de winkel van Antoon Hof. Maar nu ga ik terug naar het begin van mijn verhaal over de grote klomp, mijn vader had elke week een spreuk onder aan een bladzijde staan in het Contact met de Egmonden. Deze spreuk, “Loop langer op klompen van Schotvanger” zal bij velen nog bekend in de oren klinken. Vele hebben op klompen gelopen die bij ons gekocht zijn. Aan die tijd van toen denk ik met een warm gevoel terug. Hard werkende ouders, gezelligheid en altijd contact met vele mensen. Vincent Schotvanger

Column Dirk Blij: Vliegtuigherrie

20 december 2024

Vliegtuigherrie Op een van die heerlijke Indian Summer dagen in de tweede helft van oktober vonden we het ineens genoeg. In een vijf minuten durend praatje in de tuin met een buur, moesten we drie keer het gesprek onderbreken vanwege het donderende geraas vlak boven onze hoofden, van dalende vliegtuigen, neem ik altijd maar aan. Zoveel herrie dat je elkaar van twee meter afstand niet meer kunt verstaan. De vliegshow hield nog een paar uur aan. Het gegier van elk volgend toestel overdonderde het nog hoorbare van het vorige. Permanent kabaal op zo’n zwoele dag waarop je eigenlijk alleen fluitende vogeltjes wilt horen. En de stem van degene waar je mee staat te praten natuurlijk. Nou kun je het wel genoeg vinden, maar wat kun je er aan doen? Klagen natuurlijk. Dan begint er een lollige zoektocht op het internet, een soort spel met meerdere levels. Het moet toch eenvoudig zijn om een telefoonnummer of emailadres te vinden waar je even, heel beleefd, heel beheerst, je gal kunt spuwen. Het liefst een telefoonnummer, zodat je onder zo’n donderend gevaarte iemand keihard op zijn nummer kunt zetten, zodat ze zelf kunnen horen wat ze je aandoen. Dat moet toch kunnen? Ik smoor die illusie maar meteen, dat gaat zo niet. Je moet naar een klachtensite. Welkom op de klachtensite, je begint op niveau één. Eerst moet je uitzoeken van welk vliegveld je last denkt te hebben. Nou, het schreeuwde Schiphol, het waren grote passagiersvliegtuigen, denk ik, je weet het nooit zeker, maar het is wel raar dat je dat als klager moet bepalen. Ook moet je weten of het een dalend of een stijgend vliegtuig is. En dan zijn er nog verschillende vormen van luchtvaart, met daar bijbehorende geluidswetgeving. Tel daar de verschillende overheidsdiensten bij op waar je kunt klagen en de puzzel begint al aardig diepgang te krijgen. Dien je de klacht in bij de verkeerde dienst, dan kan hij uiteraard niet in behandeling genomen worden. Oké, rustig blijven nu. Goed, er staan tabellen op de klaagsite waarop je kunt uitzoeken met wat voor klacht bij welke dienst je moet zijn, en als je dat hebt uitgevogeld, heb je, gefeliciteerd, niveau twee bereikt. Om te klagen moet je namelijk eerst een account aanmaken…met een wachtwoord…en dat wachtwoord moet bestaan uit acht karakters…minstens…met minstens één cijfer en minstens één hoofdletter. Voor de veiligheid. Veiligheid? Voor wie? En dat wil je dus niet. Je wilt niet wéér een nieuw ingewikkeld wachtwoord bedenken. Je wilt geen account. Je wilt schreeuwen dat het een tyfusherrie is boven je dak. Je wil iemand door een telefoon heen trekken om te komen luisteren dat je niets meer kan horen, behalve dat onheilspellende gebulder uit de wolken. Maar goed, we waren rustig gebleven toch? Nadat alles braaf is ingevuld, u raadt het al, neemt niveau drie een aanvang. Blijkt uit uw contact met de klachtendienst dat er mogelijk regels zijn overtreden? (Het staat er letterlijk zo) dan kunt u een klachtenformulier van de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) invullen. Huh? Ze kijken eerst of de klacht gegrond is voordat je hem in kunt dienen? Is dat niet een beetje rare volgorde? Want dat gaat dan zo: ‘Uw klacht is gegrond verklaard’. ‘Maar ik heb nog geen klacht ingediend’. ‘Kan wel zo zijn, maar hij is gegrond hoor, dus dien maar in’. We hebben niveau drie gelaten voor wat het is, ook omdat een hoger niveau voelt als nog dichterbij die vliegtuigen. Dirk Blij

Column Els Rosenmöller: Vol vertrouwen

1 november 2024

Ze laat me een foto zien. Daarop staan zes blije kinderen, de jongste is een baby’tje van 3 maanden. ‘Dat ben ik’, zegt Mariska. De baby heeft een scapulier op haar hansopje; aan de ene kant Maria, aan de andere kant Christoffel, patroonheilige van reizigers. ‘Christoffel heeft me gedragen naar de aarde’ vertelt ze. Nu, 60 jaar later, laat ze mij het kleine medaillon zien dat ze koestert in een klein doosje. We blikken terug op haar leven, dat begon in Castricum. Ze denkt dat het gezin uit elkaar is gevallen toen haar broer op 17-jarige leeftijd verongelukte. Ze was toen 12 jaar oud. Haar ouders konden dit ingrijpende verdriet niet aan. ‘Dan maakt het leven rare sprongen’, is haar conclusie. Zodra ze kon vertrok Mariska naar Amsterdam. Ze woonde er 40 jaar rond het Westerpark, deed Sociale Academie, richting kunst en cultuur, werd theatertechnicus. Het bracht haar de hele wereld over, een harde werker. Uiteindelijk komt ze in het onderwijs terecht. ‘Ik ben eigenlijk niet zo’n prater’ zegt ze later met haar zus Annet erbij. ‘Nee, zo kennen we haar niet’ beaamt Annet. Maar nu praat Mariska honderduit en laat zien wie ze is. Twee jaar geleden verhuisde ze naar Den Helder. Dan wordt ze ziek. Diep van binnen weet ze meteen dat het mis is. Mariska is altijd alleen gebleven en dat past haar. ‘Ik ben naïef, impulsief en dodelijk nieuwsgierig’ , lacht ze, ‘maar Ik ben ook heel gestructureerd, misschien wel ziekelijk’. Mariska had voor alle klassen die ze lesgaf het juiste project op volgorde in de kast staan. Die gedrevenheid en precisie moet ze laten varen tijdens de chemokuren die ze start. Altijd vergezeld door Annet gaat ze de strijd aan. ‘Ze is een stoer wijffie’ zeggen we bij de lunch. Ze beaamt het met kracht. Als ik haar vraag hoe ze de behandelingen heeft doorstaan blijkt dat het bij tijd en wijle ondragelijk zwaar was. ‘Ik ben er soms kruipend doorheen gekomen. Ik voelde hoe het bloed ijskoud door mijn aderen stroomde’ gaat ze verder. Mijn invoelend vermogen is groot, maar dit gaat mijn pet te boven. Een stoer wijffie is niets te veel gezegd. Toch voelt ze zich altijd gesteund; Mariska leeft met een engeltje van geluk op haar schouder, ook nu ze bij ons is. De behandelingen heeft ze vaarwelgezegd, de uitzaaiingen hebben de regie in handen en wij bieden haar een veilige plek waar ze haar gang kan gaan en waar alles oké is. Haar zus Yvonne komt over uit Nieuw-Zeeland, Marion, Marcel en Annet wonen dichtbij. De kinderen van toen zullen elkaar stevig vasthouden. De intense eenzaamheid die Mariska heeft ervaren in het begin van haar ziekte is verdwenen. De enorme steun en liefde van haar broer en zussen vullen haar met dankbaarheid. Ze laat de jurk zien die ze zal dragen als ze overleden is. En zegt vol vertrouwen: ‘Dan komt mijn kleine medaillon erop. Ik ben niet bang, maar vol vertrouwen, want de heilige Christoffel brengt mij weer terug’. Ja, zo is het.

Column Rob Hoogland: Rutte had gelijk

25 oktober 2024

Dan lees ik dat allemaal, over die totaal vastgelopen huizenmarkt, over dat schrikbarende woningtekort, over de genadeloze manier waarop zowel huurders als verhuurders door de staat worden aangepakt.

Column Kim Klaver: Klagen? Schoenen kopen!

25 oktober 2024

Klaaggraag was weer even terug…. vanochtend, bij het ontbijt. Ze stond aan het aanrecht een boterhammetje weg te werken en mompelde in zichzelf dat dit niet goed was en dat dat niet goed was. Klaaggraag ben ik zelf, voor het geval het nog niet duidelijk was….. en nee, ik ben er niet trots op.

Column Dirk Blij: Geen idee

25 oktober 2024

‘Vriend’, riep iemand achter mij. Ik liep in de Langestraat in Alkmaar met mijn hoofd al in de winkel waar ik naar op weg was. Ikzelf ben nooit zo scheutig met het woord vriend, daar moet toch wel iets meer voor gebeuren dan een toevallige ontmoeting in een winkelstraat, dus ik ging er nog even vanuit dat het niet tegen mij gericht was. Maar toen ik doorliep kwam het woord tot twee keer toe van wel heel dichtbij in mijn oor terecht. ‘Vriend, vriend, mag ik je wat vragen?’ Ik hield mijn pas in een draaide mijn hoofd naar de spreker, een magere twintiger met een honkbalpetje achterstevoren op zijn kaalgeschoren hoofd en verblindend witte sneakers aan zijn voeten. ‘Jij kan mij helpen’, tutoyeerde hij vrijpostig. Goed, ik ben altijd een voorstander geweest van tutoyeren. Gewoon iedereen you, naar Engels voorbeeld, maar dan met het Nederlandse je en jij. Lekker makkelijk, geen gedoe met status of leeftijd. Daar zit overigens wel een beperking aan. Het ‘jij’ dient namelijk vooraf te worden gegaan door op zijn minst oogcontact, een blik van verstandhouding. Zonder dat is ‘u’ toch wel handig, vindt u ook niet? Hier klopte het niet. Hij was té jij-ig. Misschien kwam het door dat ‘vriend’. Te joviaal. Of misschien kwam het omdat híj iets van míj wilde, maar alles in mij zei: ‘pas op Dirk, kijk uit voor dit knaapje’. Ik ging er gemakshalve vanuit dat hij nu om geld zou gaan vragen, maar verrassend genoeg gebeurde het tegenovergestelde. ‘Kijk’, begon hij, ‘ik heb goud’. Hij keek me onderzoekend aan. Had ik het wel begrepen? Goud! ‘Zo’, hoorde ik mezelf zeggen. ‘Ja’, ging hij verder, ‘ik wil het inwisselen, maar ik heb geen idee’. ‘Nou’, dacht ik, ‘dat heb ik ook niet’. De jongen zag er niet bedreigend uit dus ik zal hem een automatische glimlach gegeven hebben. Daardoor aangemoedigd zei hij: ‘En dat is waar jij me mee kan helpen’. Ik wilde hem onderbreken, ik heb echt geen verstand van goud, en als hij die het heeft al geen idee heeft, wat wil hij dan van mij? ‘Het is tweehonderdveertig euro waard’, vereenvoudigde hij mijn gedachten. ‘Ach’, zei ik, en begon te vermoeden dat hij mij zijn goud wilde gaan verkopen, maar als hij geen idee heeft, is tweehonderdveertig redelijk accuraat gesteld. Bovendien zit ik niet te wachten op goud. Ik begon wat afwerende gebaren naar de jongen te maken en ging weer lopen. ‘Vriend, nee wacht’…weer dat vriend…‘er zit om de hoek en juwelierszaak. Die willen het wel kopen, maar dan moet ik een idee laten zien en die heb ik niet’. Oo, ID begreep ik nu. Hij moest zich identificeren. ‘Als jij het nou even voor mij verkoopt’, stelde hij voor, ‘dan krijg je een deel van de opbrengst’. Het zou zomaar kunnen dat ik lachte terwijl ik weigerde. Het idee. Misschien doe ik bij deze gedachte de jongen tekort, maar bij gebleken diefstal zal een juwelier de aanbieder willen kunnen herleiden. En dat zou ik dan worden, geen denken aan. De jongen droop af zonder groet, ik was zijn vriend niet meer. Ik kocht in de winkel dat waarvoor ik naar de stad was gegaan en kuierde terug naar mijn auto. En paar straten verderop hoorde ik zijn stem weer achter me, iets verder weg nu. ‘Vriend, jij kan mij helpen’. Ik ben zonder omkijken doorgelopen. Was dat nou weer tegen mij? Ik heb geen idee. Dirk Blij

Anouk, rijdocent bij de politie: ‘Het zweet brak me uit…..’

18 oktober 2024

‘Tijdens mijn opleiding tot agent zit ik bij een ervaren collega in de auto. Hij rijdt te hard, dat voel ik. Het maakt me niet uit. Ik ben jong en wil boeven vangen. We rijden naar een melding: jongeren slaan elkaar met honkbalknuppels. Mijn collega en ik komen er nooit aan. Onderweg vliegen we met flinke snelheid uit de bocht. We belanden frontaal tegen een verkeerspaal, die vooral aan mijn kant de auto doorboort. Mijn collega is in shock en zegt geen woord. Ik pak meteen mijn portofoon. “OC, we hebben een aanrijding”, zeg ik tegen de meldkamer.

Column Martin Noordeloos: de beste plaatjes

18 oktober 2024

De beste plaatjes De herfst staat al weer duidelijk op de stoep en er zijn weer dagen bij dat de zin om naar buiten te gaan niet erg groot is. Vooral als het langdurig regent ben ik blij dat ik binnen mag blijven. Vandaag is zo'n dag. Maar gelukkig hebben we de foto's nog en is het tijd om deze op een goede manier op te bergen op de computer zodat ze later ook nog makkelijk terug te vinden zijn. Ik doe dat met het computerprogramma 'lightroom'. Heel veel foto's gaan direct naar de prullenbak. Er zijn dan nog zat foto's die moeten worden opgeborgen in, zeg maar, de juiste laatjes. Dan komt de onvermijdelijke vraag om de foto's te beoordelen. In 'lightroom' kan je ze beoordelen met één tot vijf sterren. En dat is dus een partij moeilijk. Ik kijk dan, zoals het een goed fotograaf betaamt, naar de scherpte, de compositie en nog veel meer. Ik ben me er echter van bewust dat het beoordelen van de plaatjes zeer persoonsafhankelijk is. Als je aan een fotograaf, of iemand die pretendeert een fotograaf te zijn, vraagt een foto te beoordelen dan is deze heel erg geïnteresseerd in aspecten van de foto die hij gelezen heeft en waarvan hij geleerd heeft dat een foto pas goed is als hij aan deze standaard regels voldoet. Dat is iemand die vooral kijkt of er wordt voldaan aan bepaalde compositieregels. Ook kijkt hij of de lichtval zo natuurlijk mogelijk is, dat de achtergrond past bij de foto en deze niet te druk is, of er goed rekening is gehouden met de scherptediepte enzovoorts. Maar als ik de foto's aan familie laat zien dan zoeken velen allen maar naar herkenning. Tante Jans ziet alleen maar dat Marietje zo leuk op de foto staat, dat Jantje zo lief lacht en dat de baby wel erg veel huilt. Ze is totaal niet geïnteresseerd in scherpte, achtergrond en licht. Als ik zo'n plaatje om technische redenen niet zou bewaren dan zou ze hoogst verontwaardigd zijn. Of neem nu vakantiefoto's. Als ik de plaatjes die ik heb geselecteerd in een fotoboek laat afdrukken dan wordt er toch heel anders naar gekeken dan de manier waarop ik er zelf naar kijk. Alle bladzijden waarop foto's staan van de omgeving, van dieren of van objecten worden slechts vluchtig bekeken en er wordt hooguit even gezegd dat we vast veel mooie dingen hebben gezien. Zelfs de beste foto's die aan alle technische regels van fotografie voldoen worden door de meesten slechts vluchtig bekeken. Maar als je op pagina's komt waarop bekenden voorkomen dan wordt alles anders. Hier wordt veel langer naar gekeken en er wordt altijd veel commentaar bij gegeven. Die mensen op de plaatjes zijn zoveel interessanter. Daarbij komt ook nog dat hoe gekker de mensen doen hoe meer de foto wordt gewaardeerd. Laat iemand een glas limonade over een ander heen gooien en maak er een foto van. Gegarandeerd succes. Op de televisie is het programma 'Het perfecte plaatje' weer begonnen. De kandidaten krijgen hierbij fotografische opdrachten en maken veel foto's. Van al die foto's moet er dan één worden ingeleverd die dan wordt beoordeeld door kenners. Iedereen kiest dan de afbeelding die hij of zij het mooist vindt. Bij de beoordeling wordt dan door de jury nog even gekeken welke plaatjes de kandidaat nog meer had gemaakt en steevast wordt dan gezegd dat er veel beter materiaal bij zat wat beter had kunnen worden ingeleverd. Dat terwijl de kandidaat toch echt, voor zijn gevoel, de mooiste foto had ingeleverd. Subjectief? Dit alles zet je toch aan het denken. Waarom foto's maken met dure fototoestellen en lenzen? Je sjouwt je een breuk en de interessante plaatjes voor de mensen om je heen kan je al met een simpel mobieltje maken. En toch: voor de liefhebber geeft het maken van technisch mooie foto's heel veel voldoening. Ikzelf ga er dan ook met alle plezier lekker mee door.

Column Els Rosenmöller: Van opstaan en doorgaan

11 oktober 2024

Wie bij ons binnenloopt ziet Carola (54) aan voor één van onze vrijwilligers of voor familie van een gast. Maar… Carola is zelf gast bij ons, al helpt ze liever een handje mee. Ze heeft een leven van strijd en grote veerkracht achter de rug. Haar verhaal komt als een rollercoaster over me heen. Ze vertelt het samen met haar man Mark op geruststellende toon als we met zoon Youp en schoondochter Romé (met kleinkindje in de buik) om de tafel zitten.

Kim Klaver: Trots

4 oktober 2024

Met groter wordende kinderen verandert ook mijn ‘trots zijn’, merk ik. Knalde ik vroeger uit mijn panty van trots bij het eerste stapje, eerste woordje en de eerste potloodkrassen op een A4-tje, tegenwoordig zijn er hele andere zaken die bij mij een ontlading met tranen van trots geven. Zo maakt mijn zoon keuzes die net even wat anders zijn dan hoe hij vroeger door het leven ging. Prestaties gaan hem altijd makkelijk af; zonder moeite snelde hij door het gymnasium bijvoorbeeld. Op het voor zijn omgeving soms irritante af vlogen de goede cijfers zonder inspanning om zijn oren, hij werd aangenomen op de studie van zijn dromen en woonde binnen de kortste keren samen met zijn liefde en mijn geliefde schoondochter. En nu, nu doet hij het even wat anders. Samen met haar leert hij grenzen (her)kennen, maakt zijn eigen keuzes en ik kan niet trotser zijn dan toen hij nog met zijwieltjes fietste of als kleine keeper zijn eerste doelpunt tegenhield. Hij wordt steeds volwassener en verliest nooit zijn liefde en goedheid, dat mooie en bijzondere oudste kind van mij. Een mens zou van minder natte ogen krijgen.

Column Peter van Vleuten: Zinloos geluk

4 oktober 2024

Kicks voor niks, de uitdrukking komt van Kees van Kooten. Wat het zijn, die kicks? Eigenlijk kan je dat het beste omschrijven als onbenullige, kleine dingetjes die om de een of andere reden een momentje van diepe bevrediging opleveren. En we kennen ze allemaal. Het leegdrukken van de belletjes in bubbelplastic, waardoor ze met een klein plopje openbreken. Een paperclip uit elkaar buigen tot een recht stukje ijzerdraad (en dan kijken of je er weer een paperclip van kan maken). Nog net dat groene stoplicht halen nadat je steeds verwachtte dat het eerder op rood zou springen. Een vergeten pepermuntje in je jaszak.

Column Peter van Vleuten: Serendipiteit

8 november 2024

De grootste ontdekkingen ontstaan soms bij louter toeval. Zo stuitte de Schotse arts-bacterioloog Alexander Fleming krap honderd jaar geleden bij het opruimen van zijn lab op een schaaltje met een verrassende inhoud. Hij wist namelijk zeker dat hij daarin een bacteriekweek moest hebben en dat die inmiddels aanzienlijk moest zijn verveelvoudigd. Maar niets daarvan. De bacterie was zelfs compleet verdwenen. Oorzaak: er was onbedoeld een kleine hoeveelheid van een bepaalde schimmel in het petrischaaltje beland, die de bacterie compleet had uitgeroeid. Eureka! De werkzame stof zou penicilline gaan heten en zorgde voor een revolutie in de medische wetenschap: de ontwikkeling van antibiotica.

Terug