Column inspecteur Peter-Jan: Ik liep in de weg
Gepubliceerd: 28 april 2023
“Fire, Fire”, schreeuwt een jonge vrouw aan de balie van het bureau. Ze blijft gebaren dat we mee móeten komen. Ik wil weten waar deze brand is, maar ze staat al weer buiten te gillen. Ik ren samen met mijn collega achter haar aan. Ondanks dat ze op haar slippertjes voor ons uit rent, is ze erg snel.
Ze verdwijnt om de hoek van een steeg. We lopen achter haar aan en op het moment dat wij ook de hoek om komen, zie ik donkere rook. Het komt uit een raam op de eerste etage van een jeugdherberg. Bij de deur van het oude pand klinkt het indringende geluid van de brandmelder en een harde bel. Terwijl er nog steeds mensen naar buiten komen, gaan wij naar binnen en vragen iedereen het pand te verlaten. Ook alarmeren we de brandweer en geven de locatie door.
Mijn collega controleert de benedenverdieping en ik besluit om boven te kijken. De grote hal ziet er verlaten uit, maar opeens zie ik dat de haspel met de brandslang helemaal is afgewikkeld. De slang gaat naar de voorkant van het pand, de zijde waar de rook vandaan komt. Ik hoor ondertussen dat het groot alarm is voor de brandweer, er arriveren al meerdere brandweerauto’s.
Ik volg de brandslang en zie dat hij door twee klapdeuren verder gaat. Door de kleine opening roep ik of er iemand is. Ik krijg antwoord. Het is de manager van de jeugdherberg die probeert de brand zo goed mogelijk te blussen. In de ruimte vormt zich ondertussen al een behoorlijke rookdeken. Levensgevaar voor die man. Ik zie achter in de zaal de vlammen uitslaan en hoor geknetter. Ik besluit om aan de slang te trekken. Dat moet de manager voelen en misschien komt hij zo wel terug.
Maar dan gebeurt er iets wat me in mijn leven nog nooit is overkomen. Iemand pakt mij bij de schouder en draait me een kwartslag. In een fractie van een seconde lig ik over de schouder van een brandweerman. Zijn zuurstoffles prikt in mijn ribben. Het doet pijn. Alsof ik een veertje ben, rent hij met mij over zijn schouder de trap af. Buiten op straat zet hij mij neer. Ik ben boos. Maar op wie moet ik boos zijn? Er staan vier brandweermannen die er allemaal hetzelfde uitzien en allemaal een zuurstofmasker en fles dragen. Dan zie ik dat de manager op dezelfde manier naar buiten wordt gedragen.
Nu heb ik even tijd om tot besef te komen. Regel één bij brand: we gaan als politie nooit naar binnen. Ik liep nu gewoon in de weg. Er was van de eerste aanvalsploeg brandweermensen nu één iemand nodig om mij in veiligheid te stellen. Het is onze taak om te zorgen dat de brandweer zijn werk veilig kan doen en niet om iemand in de weg te lopen. Dit gaat mij nooit meer gebeuren.
Vakkundig en snel heeft de brandweer ondertussen de brand geblust. Gelukkig zijn er geen doden of gewonden. Ik heb mijn les geleerd. De brandweer noemt ons niet voor niets de blauwe testbuisjes. Als wij nog staan, zijn er geen giftige dampen. Ik heb altijd diep respect voor de brandweer. Gewoon meteen met één slang in de hand naar binnen en vlammen aanvallen. Helden zijn het.