Column John de Waard: 11 november is de dag…
Maar wie doet het nog?
Gepubliceerd: 10 november 2023
In vroeger jaren was Sint Maarten een dag om naar uit te kijken: met een lampion (of zaklamp) en een zo groot mogelijk tas de deuren langs om snaaiwerk op te halen.
Niks gezonde dingen, gewoon zo veel mogelijk chocola, pepernoten, taaitaai en andere zoetigheid. Wie kent ze nog? Stroopsoldaatjes (zal wel niet meer mogen, gezien de onrust in de wereld), nogakikkers met chocolade eromheen, moppen (soort taaitaai maar dan in formaat pepernoot), lange Jan (een soort van halfzuur uiterst taai snoepgoed in de vorm van een platgeslagen trekdrop), de trekdrop zelf uiteraard, toverballen (kan ook niet meer, te seksistisch), van die plastic pijpjes met zwart-wit poeder erin waar je je vrij snel in kon verslikken, want je moest pijpje op zijn kop houden om het poeder in je mond te laten glijden. Dat ging wel eens net te snel. Als laatste, de schuimblokken, die mierzoete roze-witte halfhoge kubusjes waar je tandglazuur direct van in de stress schoot. Je moest echter vooral bij de winkels langsgaan, want daar kreeg je iets extra’s of iets bijzonders.
Zodra het ook maar enigszins donker werd trok je je jas aan, lampion mee en – in mijn geval – met je broer op pad. Met zijn tweeën en dan een grote voetbaltas samen aan de hengsels vasthouden, zodat de gulle gevers niet al te veel moeite hoeven te doen en er ruim in kon. Wij waren natuurlijk niet te beroerd om even bij te schijnen. Wij hadden namelijk meestal een zaklamp mee (of zo’n ouderwetse knijpkat, dat maakte de indruk dat je nog wat moeite deed tenminste). Het waait en regent immers altijd met Sint Maarten en creativiteit was niet echt ons ding. Dus de lampions haalden vanuit school meestal ons huis niet eens (afstand hemelsbreed 100 meter). Maar er moest met Sint Maarten wel licht mee, stel je voor dat er iets naast je tas valt. Bovendien sta je wel een beetje voor paal als je begint te zingen dat 11 november de dag is dat je lichtje schijnen mag, terwijl jij daar in het donker staat.
Destijds kwam het wel voor dat we tussentijds de tas moesten legen. Het hele dorp werd aangedaan, geen straat sloegen we over en je kreeg ook ruim. Het schuldbewustzijn bij ouders over hoe slecht snoep was voor hun kroost zat toen nog niet zo hoog. Er werd voorraad opgehaald tot kerst – wat heet, tot Driekoningen aan toen (dat is op 6 januari, even voor de niet gelovigen). Tegen die tijd was het overigens allang niet meer te eten. Taaitaai was geen taaitaai meer maar een bruin stukje uitgeharde klinkklare suiker. Stroopsoldaatjes zaten vast aan alles wat in de buurt had gelegen en toverballen waren half afgekloven terug in het paper gegaan en zagen er uit alsof het het resultaat van zelfgemaakt vuurwerk was. Maar goed, een kleinigheidje hou je.
Hoe anders is het vandaag de dag. Er zijn ten eerste nauwelijks nog winkels die ‘in snoep doen’. Ten tweede komen de kinderen nu met piepkleine rugzakjes (op hun buik) waar het snoepgoed amper in kan. Liefst moet er een mandarijn of appeltje in. Een druif is misschien zelfs nog beter, past makkelijker. Al die suiker is natuurlijk niet gezond voor een kind, dus het moet fruit zijn.
Ouders zijn ook meestal mee. Om toezicht te houden op wat er in die tas gaat en om ervoor te zorgen dat die kinderen weer op tijd binnen zijn. Maar ook omdat het tegenwoordig zo maar kan gebeuren dat grotere kinderen de kleinere van hun buit beroven. Bovendien moet je als kind goed oppassen in het verkeer met al die bezorgdiensten voor pizza, shoarma, snacks en kant-en-klaar maaltijden en van school (?) terugkerende pubers op hun fatbike. Zonder licht.
Er kan zelfs nog een pakketbezorger met haast je pad kruisen. In zo’n tijd leven we blijkbaar. Ik denk dat het niet meer zo lang duurt of het Sint Maarten-snoepgoed wordt ook thuisbezorgd. Op een fatbike of in een elektrische bakfiets. Zonder licht.
John de Waard