Column John de Waard: Olympische Winterspelen inspireren
Gepubliceerd: 18 februari 2022
Deze tijd vind ik eigenlijk wel mooi. Niet omdat het verkiezingstijd is, maar wel vanwege de Olympische Winterspelen. Niet dat ik dan weer enthousiast word van het feit dat die zo nodig in China moeten zijn, maar gewoon, omdat ik een sportliefhebber ben.
In de meeste wintersporten zijn we als Nederlanders niet zo heel goed. Ja, schaatsen. Maar dan was het tot voor enkele jaren eigenlijk nog alleen langebaanschaatsen. Shorttrack is er pas bij sinds we Sjinkie Knegt hebben. De schicht uit Bantega of, waarschijnlijk gebaseerd op zijn meest recente ongeluk, de Feniks út Fryslân.
Niemand wist waar Bantega lag (iets ten oosten van Lemmer, Friesland), maar van Sjinkie hadden alle sportliefhebbers wel eens gehoord. Bantega telde in 2021 slechts 655 inwoners. Ik denk niet dat ze daar de 63-nachten regel hebben om de toeristenstromen in te dammen… Sjinky zette het dorp echter wel mooi op de kaart.
Er zijn inmiddels meer shorttrackers die bekend zijn geworden vanwege hun opmerkelijke prestaties, van Suzanne Schulting tot Jorien ter Mors en recentelijk Xandra Velzeboer. Die laatste is wereldberoemd in Nederland geworden met die magistrale inhaalactie tijdens de dames relay die uiteindelijk een gouden medaille opleverde. U ziet wel, ik heb me er behoorlijk in verdiept. En sorry, bij de mannen zijn er niet veel meer beroemder geworden dan onze Sjinky.
Deze Olympische Winterspelen haalde Nederland een bijzondere bronzen medaille op het onderdeel skeleton. Als je het zegt krijg je al meteen het idee dat dat levensgevaarlijk is. Dat is het ook, al vond medaillewinnares Kimberley Bos – ja, inderdaad, alweer een vrouwelijke atleet – dat het best meeviel. Het is een beetje een onderdeel van: kop d’r veur en goan…
Ja, ze was wel eens bont en blauw beneden aangekomen, maar och, dat went. Gevaarlijke sporten worden trouwens steeds populairder in Nederland. We hadden nu ook twee skateboarders afgevaardigd. Dat gaat er dan niet om dat je stijlvol van een helling afglijdt en heel beneden komt. Nee, het gaat met een snelheid van tegen de 80 km/uur van een helling af racen, op een soort lanceerinrichting voor buk-raketten af en gelanceerd worden. Tegen de tijd dat je weer geland bent word je dan geacht onderweg een paar halsbrekende toeren te hebben uitgehaald waar Epke Zonderland wit van zou wegtrekken. ‘…. En hij staat….’ Je hoort het turncommentator Hans van Zetten nog zeggen… Maar hier moet je helemaal niet staan, je moet juist elegant doorglijden. Tenminste, als je niet op je kokosnoot bent gegaan en per ambulance bent afgevoerd.
We hadden nu zelfs een skiër op de reuzenslalom die meedeed: Maarten Meiners, meervoudig Nederlands kampioen. En zo hadden we ook bobbers, een zeer getalenteerd kunstrijdster en, o ja, de langebaanschaatsers. Het onderdeel ploegenachtervolging is nog een kwestie van het samenwerken wat meer oefenen, maar daar zit zeker potentie in.
Nederland staat op de kaart als wintersportland. Jammer van het klimaat en zo, maar anders hadden we bij de volgende Olympische Winterspelen in 2058 zeker op nog een paar onderdelen meegedaan. Als er dan tenminste überhaupt nog ergens sneeuw te vinden is op deze aardkloot.
Vooral nieuwe onderdelen liggen ons wel (in het begin tenminste, totdat anderen er ook/wel op gaan trainen): wat te denken van de viermansrodel? Dan moet je wel erg veel van elkaar houden, maar waar een wil is, is een weg…
Mensen die vier jaar alles uit de kast halen om een topprestatie te kunnen leveren spreekt mij wel aan; het is hoogst inspirerend. Er waren atleten die op deze Spelen meededen waarbij het gips nog amper was verwijderd. De drang om te presteren was echter zo groot, dat ze toch alles op alles zetten om de mensen die hun vertrouwen in hen hadden gesteld niet teleur te stellen.
Misschien in de verkiezingstijd iets om over na te denken? Olympische Winterspelen inspireren. Toch?
John de Waard