Column Nico Knol: Verkleed als kok….
Gepubliceerd: 4 maart 2022
Het is zomaar ontstaan, op carnavalszondag koken voor de bewoners van het Liobaklooster. Destijds was ik nog pastoor in de Egmonden en ging dan verkleed als kok op die zondag de kloosterkeuken in en zwaaide met de pollepel in plaats van de wijwaterskwast. Zuster Germana vroeg zich af hoe lang dit gebruik al bestond. Met de tafelgenoten kwamen we uit op 1998 of 1997. Helaas doorbrak de coronatijd de traditie maar dit jaar hebben we de draad weer opgepakt.
Maar ja, wat kook je nou voor zo’n groep? De weken eraan vooraf kreeg ik in de sacristie na de viering van verschillende zusters raadgevingen. ‘We hebben al heel lang geen patat gehad .…’ bijvoorbeeld. En ook dit jaar weer durfde een van hen te vragen of er misschien weer van die heerlijke puddingen bij zouden zijn. Dit jaar eindelijk de al vele jaren aangevraagde frieten en dan van die Belgische mét Vlaamsestoof en bijbehorende groenten. Soepie vooraf en zoals elk jaar een puddingbuffet toe. Van die mooie puddingen uit stenen vormen en dan allerlei smaken en ‘versiering’ erom heen.
Het kookwerk begint al met de inkopen op donderdag. Dan heb ik iemand bij me werken in De Goorn die een auto heeft. Samen halen we dan de boodschappen voor de hele week en nu dus voor nog een compleet ‘gezin’. Zaterdag was er tijd om allerlei gerechten klaar te maken, want ja stoofvlees is de dag na bereiding nog lekkerder en soep ook. Twaalf smikkelaars verwachtten wat en dat is m’n eigen schuld want ik probeer ze altijd iets te geven wat ze normaal niet zomaar laten koken. Ooit nog eens 6 konijnen en ’n haas klaargemaakt…
Als het dan zover is en de pannen met voorbereid eten gaan naar het klooster en de werkzaamheden in de keuken beginnen dan lopen er bij tijd en wijle huisgenoten binnen die even komen ruiken en kijken ‘wat de pot schaft’. Altijd heel gezellig daar in die kloosterkeuken op zo’n middag. Omdat ik het kookwerk nog niet af had liet ik de Vespers van 17.00 uur aan me voorbij gaan. ‘Ik bid wel boven de pannen’ zei ik. Zo gezegd zo gedaan – dat bidden is wel nodig, vooral om het fornuis aan te krijgen!
De heerlijke geuren van stoofvlees, wortel, patat en rode kool dwaalden door keuken en kloostergang en deden de geur van de wierook uit de Vesperdienst snel verdrijven. Vooraf aan het eten zingen we een gebed. De overste zr. Emmanuele gaat daarin voor en daarna begint het gezellig samen eten. Niet in stilte dit keer. Neen het is feest en br. Marc, de opperschenker van het klooster, schonk eenieder een lekker donker biertje in. Dat hoort bij stoof vond hij en hij kan het weten als ‘zuiderbuur’.
Iedereen nam lekker te tijd om van alles te genieten. Als het goed is dan moet zo’n samen eten ook smaken naar meer. En dan bedoel ik niet ’n bord meer… maar naar iets wat lijkt op een land vol beloften, naar waar wij onderweg zijn.
In elk geval kunnen disgenoten weer goed gesterkt verder gaan. Alleen dat ‘bord meer’ opscheppen werd toch ook gedaan. Niet alleen omdat het zo lekker was, maar de 40-dagentijd, vastentijd begint en die kan je maar beter ‘goed gevuld’ ingaan.