Column Nienke Richard-Jaquet: bollentijd
Gepubliceerd: 18 augustus 2023
In haar onlangs verschenen boek “Voetstappen van toen” vertelt Nienke Richard-Jaquet (dochter van “meester” Otto Jaquet) over haar gelukkige jeugd in Egmond aan Zee in de jaren 60.
De club
Na het lezen van het felbegeerde en spannende Clubhuis de Crocus van Freddy Hagers besluiten Erna en ik het voorbeeld van de twee hoofdpersonen te volgen en richten we onze eigen ‘club van onder de tien’ op om onze vriendschap te bezegelen. Een serieuze zaak. We verdelen de taken eerlijk. We zijn medevoorzitsters, Erna is penningmeesteresse en ik secretaresse. Mijn zus Gertie wordt het derde, en laatste, lid van de club.
Het clublidmaatschap kost vijfentwintig cent, daarna bedraagt de wekelijkse contributie tien cent. Dit alles wordt nauwgezet bijgehouden in het clubschrift, waarin je ook de lijst kunt lezen van wat we mee moeten nemen of wat we moeten doen als we een fietstocht gaan maken. We zullen de fietstassen vullen met boterhammen, drinken, fruit, een zakmes, wat geld, een landkaart, een plastic tafelkleed, een petje en een regenjas.
Naar de bollen
Op een zonnige ochtend aan het einde van de lente, het is volop bollentijd, maken we ons met zijn drieën op voor een fietstocht. Om niets te vergeten vinken we ons lijstje af en vullen we onze zadeltassen met proviand en de andere voorgeschreven artikelen. We nemen ieder een extra tas mee, want we hebben een plan. Na de ernstige belofte aan onze ouders op de fietspaden te blijven en goed uit te kijken bij het oversteken, vertrekken we.
We beginnen onze tocht met de wind in de rug. Moeiteloos zoeven we over het asfalt, achter elkaar om de tegenliggers op het fietspad niet te raken. Na een kilometer slaan we rechtsaf, richting de Bleek. Op de klinkerweg trilt ons stuur en zingen onze banden. De duinenrij rechts beschut ons tegen de wind. Links strekken de bollenvelden zich uit, een kleurige lappendeken waar het rood overheerst. Steenrood, wijnrood, kersenrood, vermiljoen. De tulpen staan trots in het gelid. Sommige zijn nog nauwelijks open terwijl andere allang in bloei staan.
Als we even afstappen en dichterbij komen, zien we duidelijk de zwarte meeldraden en de gele stamper afsteken tegen de glanzende binnenkant.
Onderweg is het tijd voor een picknick. We spreiden het tafelkleed uit in een duinpannetje aan de voet van een hoge duin en halen onze belegde sandwiches tevoorschijn. Zij aan zij genieten we van de zon in ons gezicht en van de dik met boter, ham en kaas belegde boterhammen. We slobberen uit de beugelflesjes met limonade en eindigen ons feestmaal met een appel die net zo rood en glanzend is als de tulpen aan de overkant van de weg.
Opgekikkerd stappen we weer op onze fietsen en rijden verder naar de boerderij waar we ons geheime plan willen uitvoeren. Vanuit de verte zien we gele heuveltjes verschijnen. Als we dichterbij komen is het de zoetige geur van de duizenden narcissenkoppen die ons sneller laat fietsen.
Narcissenkoppen
De narcissen worden hier niet gekweekt als snijbloemen. Integendeel, voor ons opperste geluk worden de bloemen zo snel mogelijk gekopt om de groei van het aantal bollen in de grond te stimuleren. Een mooie kans om onze tassen voorzichtig te vullen met deze broze, gele trompetvormige schat. De bedwelmende geur van onze buit begeleidt ons op de terugweg. Door de tegenwind is deze een stuk sportiever. We moeten boven op de pedalen staan, want we hebben haast om aan de volgende activiteit te beginnen, het uiteindelijke doel van ons avontuur.
Thuisgekomen, legen we de inhoud van onze tassen in het midden van de grote tuintafel. Gewapend met een lange draad en een grote naald rijgen we de narcissen door de druppelvormige knobbel vlak onder de bloem tot geurige slingers. Het karweitje laat sporen achter. We krijgen kleverige handen en als we onszelf per ongeluk prikken, verschijnen rode plekjes ter grootte van een speldenknop op onze vingertoppen. Het is een lange maar verdienstelijke klus voor de clubkas. We verkopen een paar bloemenslingers aan de buren, die er de motorkappen van hun auto’s mee versieren. De laatste drie slingers houden we voor onszelf. Wat zijn we trots als we even later door de buurt paraderen om te pronken met onze narcissensnoeren.
De volgende keer vieren we de verjaardag van mijn kleine zusje en zijn de visrokerij en het vispaleis aan de beurt!
Nienke Richard-Jaquet (Wil je het hele boek lezen? Neem contact met me op via [email protected])
Klik op één van de afbeeldingen voor een vergroting.