Column Nienke Richard-Jaquet: de winkeliers (1)
Gepubliceerd: 16 juni 2023
In haar onlangs verschenen boek “Voetstappen van toen” vertelt Nienke Richard-Jaquet (dochter van “meester” Otto Jaquet) over haar gelukkige jeugd in Egmond aan Zee in de jaren 60.
De kruidenier
Ondanks de straatventers moeten er toch af en toe boodschappen gedaan worden. Mamma stuurt me naar de Centra, waar ik braaf in de rij sta en de tijd heb om de slagzin van de winkel in mijn hoofd te prenten: “In ’t goede merk is Centra sterk”. De eigenaresse van de kruidenierswinkel troont achter de kassa. Ik moet lang wachten, want niemand heeft haast. Niet alleen geld gaat over de toonbank, ook roddels. De grutterswaren zijn daarachter opgeslagen in grote schappen, flessen en vaten. Eindelijk ben ik aan de beurt. Ze weegt het meel, de bruine bonen en de suiker en tapt slaolie in een fles die ik voorzichtig tussen de andere boodschappen in mijn magisch uitrekbare boodschappennetje schuif.
De slager
De volgende etappe is de slager. Jan Komen zwaait er sinds kort de scepter. Trots staat hij achter de toonbank, een wit kalotje op zijn hoofd. Zijn schort dat nauw over zijn dikke buik sluit is ook wit, met steeds meer rozerode vlekken naarmate de dag vordert. Gelukkig hoef ik niet in de rij te staan, want ik heb een hekel aan de weeïge geur die hier in de lucht hangt. Het geluid van het mes dat hij aanzet op een slijpsteen daarentegen hypnotiseert me. Het vlijmscherpe wapen glijdt daarna als boter door de varkensschouder, waar hij drie karbonaadjes vanaf snijdt. Ik tel het wisselgeld en neem graag het plakje worst aan waar ik bij ieder bezoek recht op heb.
De dorpsomroeper
Hoewel op de weg terug naar huis de zware boodschappentas in mijn hand snijdt, maak ik een omweggetje en voeg ik me bij de menigte op de straathoek. Ik sluip naar voren, bemachtig een plekje op de eerste rij en zet mijn boodschappen op de grond. Ik sla mijn handen voor mijn oren als de dorpsomroeper, precies voor mijn neus, met een stok op een grote koperen plaat slaat. Ondanks zijn hoge leeftijd blijft Aris Gravemaker de bevolking van het laatste nieuws voorzien. Zodra hij vindt dat er genoeg mensen om hem heen staan, kondigt hij met luide stem aan dat er die middag een visafslag zal plaatsvinden op de Werf, de hoofdingang naar het strand. Ik ren naar huis met dit goede bericht. Hopelijk zijn er rode ponen! Mamma heeft een verrukkelijk recept om die in de oven te stoven.
Het sigarenmagazijn (en snoepwinkel!)
Eén keer per week krijgen mijn twee jaar jongere zus Gertie en ik zakgeld. Iets verderop in de Voorstraat, de hoofdstraat van Derp, voorbij de slager en de kruidenier, verkoopt sigarenmagazijn Hartog ook snoep. Het is een walhalla voor kinderen, waar het moeilijk is een keuze te maken uit dropveters, lolly’s, trekdrop, zuurstokken, spekkies, schuimblok, zoethout, rolletjes pepermunt en zwart-op-wit (waar we dropdrank van brouwen). Al dit snoepgoed zit in glazen stopflessen die op donkere houten planken staan. Ik hou van de geur in dit winkeltje, een mengelmoes van diverse soorten tabak, waarin de pijptabak overheerst, en de lucht van zoetigheid. Er staat een lange rij omdat veel kinderen op dezelfde dag hun zakgeld krijgen. Op zaterdagochtend haasten we ons allemaal om onze centjes hier uit te geven. Zo heb ik, samen met Gertie, de tijd om te piekeren over wat we zullen kiezen en ook om snel uit te rekenen hoeveel we kunnen kopen. Vanochtend gaat het helaas mis met onze rekensom. De centendrop, die vorige week nog één cent per stuk kostte, is in prijs verhoogd. Voor onze stuiver krijgen we er nu maar drie. Voor onze verbouwereerde blik strijkt de kromgebogen, in onze ogen stokoude verkoopster over haar hart en steekt haar hand nog een keer in de glazen pot. Onder de woorden “Vooruit, jij een hallefie, jij een hallefie en ik ook een hallefie!”, deelt ze stukjes gebroken centendrop uit.
Nienke Richard-Jaquet ([email protected])
Lees hier de eerder verschenen column van Nienke