Column Peter de Waard: de Koffiemolen
Gepubliceerd: 15 september 2023
Omdat er in mijn jeugd nog weinig televisie was – alleen een kinderuurtje met Mik en Mak op woensdagmiddag – moesten we ons zien te vermaken met jeugdboeken. Na het lezen van Cervantes’ boek over de Man van La Mancha vond ik het eigenlijk onrechtvaardig dat Don Quichot niet van de windmolens mocht winnen. Voor antihelden koester ik nu eenmaal meer sympathie dan voor helden.
En na een bezoek met mijn ouders aan de Molendriegang in de Schermer begreep ik wel dat Don Quichot ze zag als enge monsters. Je moest naar boven kruipen via gammele ladders naar bekrompen en donkere ruimtes waar allerlei vervaarlijke vijzels, schoepen en radaren bewogen. Als je daar als kind je hand tussen zou krijgen, zou die meteen verbrijzeld zijn. Zelf was ik overtuigd dat als ik er zou wonen binnen twee weken een dodelijke klap van een van de wieken te krijgen. ‘Slopen die reuzen’, riep ik nadat was uitgelegd dat ze eigenlijk nutteloos waren omdat er inmiddels een elektrisch gemaal was.
Ik wreef ook in mijn handen toen de desolate Molen van Berkhout tussen Egmond aan Zee en Egmond aan den Hoef in de jaren zestig verviel tot horecagelegenheid De Koffiemolen en zijn wieken verloor. ‘Dank u, God. Laat Petrus het even melden aan Don Quichot hoog in de hemel. De Spanjaard maakt zeker een vreugdedansje, hoewel hij, zoals iedereen in de hemel, al eeuwig gelukkig zal zijn’, bad ik, want toen ging ik nog verplicht naar de kerk. Helaas viel ik later van mijn geloof. Vervolgens werd Nederland volgezet met van die windmolens die duurzame energie moeten opwekken.
Vorige week zondag reed ik naar Friesland door de landschaponterende en horizonvervuilende witte reuzen van het digitale tijdperk. Opvallend was dat de wieken zelden draaiden. ‘Zal wel onderhoud zijn’, zei ik. ‘Misschien hebben we te veel energie’, kreeg ik als antwoord. ‘Ja, maar zo halen we nooit de doelstellingen van Parijs’, concludeerde ik.
Misschien zou ik op deze leeftijd tenminste de oude molens wel weten te waarderen – molens die dateren uit de tijd dat de waterhuishouding in de polders nog door windkracht werd geregeld. En afgelopen weekeinde was er toevallig Monumentendag waarbij ook de molens in de Egmondermeer waren opengesteld. Er voer zelfs een bootje van de Wimmenummer molen naar de Philisteinse molen, zo las ik op Flessenpost.
Dat leek mij wel een leuke besteding van deze snikhete dag. Ten slotte zijn molens ongeveer het enige erfgoed dat in dit dorp echt wordt gekoesterd, want het Egmondse café van amper honderd jaar oud gaat binnenkort tegen de vlakte zonder dat ook maar een van de voormalige stamgasten een actiegroep ‘Red het Rode Hert’ of ‘Kippennek Forever’ heeft opgericht.
‘Maar met die gratis boottocht wordt dat een stormloop’, zei mijn vrouw, ‘want bij dit weer wil iedereen op Monumentendag liever varen dan in een oud stoffig pand bivakkeren.’ ‘Ach, laten we kijken. Het is minimaal een mooie fietstocht door de polder.’
De toegang tot de Winnummer Molen moest ergens aan de Kolonel Sneepweg zijn bij de voormalige munitie-opslag. Ik verwachtte een lange rij fietsers zodat de route zich vanzelf zou wijzen. Niets was minder waar. Er was niemand anders op zoek naar de molen, zodat we zelf onze weg moesten zien te vinden door het grootgrondbezit van Dirk Kat.
‘Te warm’, verklaarde de molenaar bij aankomst het gebrek aan belangstelling. Het voordeel was dat wij met alle égards werden ontvangen met koffie, frisdranken en speculaas. Twee jonge aspirant-molenaars – blij met bezoekers – leidden ons rond, want zij hebben de ambitie om in de toekomst om als molenaar op de lijst van Unesco immaterieel erfgoed te komen.
‘Dit is een schepradmolen’, legde de 13-jarige Kalle de Wijn uit. Volgend jaar begint hij met zijn molenaarsopleiding in Culemborg, maar nu al bleek hij meer te weten van molens dan generaal bd Mart de Kruif van Oekraïense troepenbewegingen. Haarfijn legde hij uit hoe de molen precies het water verwerkte. Daarna toerde mee met een boot door het torenhoge riet naar de Philisteinse molen, waar ooit de familie Hof met negen kinderen – slapen in een kringetje – verbleef.
Ik herbeleefde mijn oude klim naar de top van de molen in de Schermer. Het was nog steeds kruip-door-sluip-door, hetgeen niet meeviel voor een 68 jaar oude man wiens spieren tegenwoordig door Barbara de Loor in conditie moeten worden gehouden omdat Olga Commandeur het al niet meer lukt.
Maar dit keer leverde ik mij veilig uit aan een 13-jarige jongen. Boven was er tenminste een mooi vergezicht over de Egmondermeer. Ik keek of er ergens een ridder te zien zou zijn die de molen zou bevechten en revanche zou nemen. Maar die was in geen velden of wegen te bekennen.
Wel was ik eigenlijk verbaasd dat ik deze polder zelf zo laat ontdekte. Jarenlang was ik er over de Hoeverweg doorheen gefietst zonder veel erg in het mooie landschap te hebben gehad, de fuut hebben zien zwemmen of op de molens te hebben gelet.
Misschien moet ik toch mijn mening over de molens bijstellen. Ik wil nu de jeugdzonde wegspoelen en zou ervoor zijn om de Koffiemolen in volle glorie te herontwikkelen als horecagelegenheid, nu Egmond aan den Hoef binnenkort geen café meer heeft. Van mij mogen de wieken er dan weer aan.
Molens en tulpen – het zou een mooi visitekaartje zijn voor Egmond want dat willen buitenlandse toeristen nu eenmaal zien.
Don Quichot was maar fictie. Nu hebben we gelukkig 24 uur televisie op 60 netten. Plus You Tube, zodat ik ook Mik en Mak kan terugzien.