Column Peter de Waard: Intocht
Gepubliceerd: 18 november 2022
‘Intocht Sinterklaas 20 november in Egmond aan den Hoef’, lees ik in een van de gratis krantjes. Hij begint bij het Dorpshuis en eindigt op een grasveld bij de Prinses Marijkelaan. Daarboven staat een foto van de Sint op een platte kar met twee, politiek heel incorrect, zwarte pieten.
In mijn jonge jeugdjaren kwam Sinterklaas volgens mij nooit officieel in Egmond aan den Hoef aan. Ik kan mij tenminste niets van een Sinterklaasintocht herinneren, terwijl ik nog wel het lieve gezicht van juffrouw Dirkson van de kleuterschool en de boze blik van juffrouw Ruitenberg van de eerste klas van de lagere school herinner.
De goedheiligman kwam wel langs op de katholieke St. Jozefschool met een dreigend kijkende Zwarte Piet. Uit het gele boek met dat kruis las hij dan alle zonden voor die de leerlingen hadden begaan. Voor mij waren dat er meestal twee. Mijn kerkbezoek liet te wensen over – drie in plaats van vier keer per week – en ik stak thuis niet voldoende de handen uit de mouwen bij het afwassen, tuin wieden en boodschappen doen. Voor het voorlezen van de rest van de ondeugendheden, zoals belletje trek bij de buren, had hij geen tijd, want in de klas zaten vijftig leerlingen.
Het was wel verwarrend. Want de Sint die op school kwam, droeg een bril. En hij leek in de verste verte niet op de televisie-Sinterklaas. Later begreep ik dat die laatste rol in de jaren zestig werd vertolkt door Adrie van Oorschot met Piet Römer als hoofdpiet. Dat waren aardige mensen die door mevrouw Mies Bouwman – ‘Vrouw Bouw’, zei de hoofdpiet – lachend werden begroet. De Sint die op de lagere school in de klas keek, leek mij een nare man met een boze bril waar ik altijd bang voor was.
Hoewel ik heilig in beide Sinten geloofde, merkte ik wel op dat ze voor Spanjaarden uitstekend Nederlands spraken. En toen ik in de geschiedenisles bij meester van Os had geleerd wat de Spanjaarden ons allemaal in de tachtigjarige oorlog hadden aangedaan, dacht ik dat de cadeautjes waren bedoeld om een schuld uit het verleden in te lossen.
Zelf hadden we geen televisie. We keken met andere neven en nichten bij twee vrijgezelle tantes. De schoenen moesten uit en in de bijkeuken worden achtergelaten. Als de televisie-uitzending voorbij was en we vertrokken lag er in de schoenen een chocoladepopje in kleurig papier. Een ongekend grote verrassing in die tijd. Hoewel ik nooit begreep hoe de pieten zo snel van Veere, waar de de alter ego van Adrie van Oorschot met de stoomboot was gearriveerd, naar Egmond waren gereisd.
Maar dat durfde ik niet te vragen, want dan was ik brutaal en kreeg de roede of erger nog ‘werd je met de zak van Sinterklaas meegenomen naar Spanje’. Dat was nog een grotere nachtmerrie dan de hel, waar volgens de afbeeldingen in de schoolboekjes, monsterachtige duivels met hoorntjes lachend toekeken hoe zondaars als een karbonade eeuwig in het vuur bakten. De hel was voor een kind een zorg voor later, maar binnen anderhalve week kon je al in de zak worden meegenomen naar Spanje. Stiekem hoopte ik altijd dat de grootste pestkoppen in de klas van vijftig leerlingen een keer in die zak zouden belanden en dat hele schooljaar niet meer terugkeerden, maar helaas zat op 6 december de klas weer helemaal vol.
De reden dat er toentertijd nooit een Sinterklaasintocht in De Hoef was, is onduidelijk. Misschien had niemand hier een schimmel. Of nog erger: misschien was er begin jaren zestig al niemand meer die nog paard kon rijden. En een Sint op een platte kar kon toen echt niet. Het kan ook puur tijdgebrek zijn geweest. Er was niemand voor de rol beschikbaar. Er moest tenslotte ook op zaterdag gewoon worden gewerkt, ook door de kolenboer en de slager. Een uurtje tussendoor doordeweeks kon nog net, want in die tijd kon een efficiënt werkende Sint met zijn straflijst een klas of vier aflopen.
De liedjes werden op school wel aangeleerd. Er waren nog veel bomen, gezien de teksten: Zie de maan schijnt door de bomen en Hoor de Wind Waait door de Bomen. Nadeel was dat ik minder snel die liedjes leerde omdat ik in de klas niet mocht meezingen, zo vals zong ik. Maar, zo verzekerde de onderwijzeres mij, dat was geen reden om niets door de schoorsteen van mijn ouderlijk huis te laten zakken. Het was trouwens veelvuldig bladstil, zodat die liedjes ook een beetje raar klonken.
Maar de juffrouw had gelijk dat Sint het gebrek aan zangkwaliteiten mij niet kwalijk nam. Als ik mijn schoen zette zat er de volgende dag toch iets in en had Sint de wortel voor zijn paard meegenomen. Hij had ook wortels achtergelaten, want in die weken aten we nogal vaak hutspot.
Voor de rest was er weinig gedoe rond de Sinterklaas. Hoe de pieten eruit zagen was verklaarbaar. Zij moesten elke dag door de schoorsteen. We hadden nog geen cv, waardoor er aan het einde van die schoorsteen petroleumkachels stonden waar ze door moesten wurmen met hun cadeaus. Van zo’n actie hield je niet enkel roetvegen over, maar werd je pikzwart.
Pas toen ik ouder was, kwamen er echte Sinterklaasintochten die meestal bij de zusters Karmelietessen begonnen. Er was toen ook al televisie in huis. En uiteindelijk waren er zoveel televisie-Sinterklazen dat de generaties na mij helemaal het spoor bijster raakten wie nu de echte Sinterklaas was. Mijn ouders maakten mijn jongere broers en zussen duidelijk dat de Sint ook invallers had. En omdat in die periode ook bij het voetbal invallers werden toegestaan, geloofden ze dat onmiddellijk.
Ze hadden ook het geluk dat de school-Sinterklaas een vriendelijkere man werd. De televisie-Sinterklaas had tot ongenoegen van vele ouders toen al aan Mies Bouwman beloofd dat er in het vervolg geen ondeugende kinderen meer in de zak mee naar Spanje gingen, ten bewijze waarvan hij een volle zak overboord liet gooien. Dat was te laat om mij nog van het trauma van die Sinterklaas met de boze bril te verlossen.
Misschien moet ik zestig jaar later nog maar eens naar zo’n intocht gaan die ik als zevenjarige heb gemist. Maar misschien is dat politiek incorrect en word ik als potentieel demonstrant meteen verwijderd door een politiefunctionaris.