Column Rob Hoogland: Meezingen: O, stolpje in de zon
Gepubliceerd: 29 juli 2022
Klaar voor, jongens en meisjes? Daar gaan we, met z’n allen, op het refrein van Harry Belafonte’s ‘O, island in the sun’, dat niet zomaar is gekozen: het is het lied dat de zeldzame sombere buien van mijn moeder onmiddellijk verdreef. Let wel, slechts als je uit de Noord-Hollandse klei bent getrokken mag je de woorden meezingen. De rest neuriet mee.
O, stolpje in de zon
Als ik jou toch eens zeggen kon
Hoezeer ik ben ontroerd
Door jouw weerstand tegen de koop’ren ploert
Jazeker, wij zingen nu een 111 jaar oud stolpboerderijtje aan de Noord-Hollandse kust toe. Gekker kan het niet worden, denken jullie wellicht, maar vergeet niet dat wij in een land leven waarvan de regering 25 miljard mag stukgooien ter oplossing van een verzonnen probleem. Met andere woorden: het kan wél gekker.
Ik schets u de afgelegde route voordat de klassieker van Harry Belafonte – 95 jaar inmiddels, maar nog steeds onder ons – voor één keer een hedendaags polderlands tintje werd gegeven. Het was heet, dinsdag 19 juli. Het was bloedheet. Het was zelfs zo verschrikkelijk heet, dat het NOS Journaal en de Volkskrant vrijwel onafgebroken het Einde der Tijden aankondigden. Toch besloot ik die dag van Amsterdam naar de kust te rijden. Dat was ook om een andere reden best link. Ik rijd dan wel in een Zweed, maar tegenwoordig is-ie tevens Chinees. Voor hetzelfde geld was die auto ter hoogte van Uitgeest gesmolten. Maar als door een wonder haalde ik de eindbestemming, oftewel het stolpboerderijtje dat ik al 36 jaar bewoon.
Buiten was het 38 graden.
Binnen zei de thermometer: 21 graden.
Ik overwoog zelfs een trui aan te trekken.
Gelezen, van die Groningse flat waar het 47 graden was? Paar jaar oud, dat hypermoderne gebouw. Welnu, halverwege de zestiende eeuw, 470 jaar terug, begonnen ze in Noord-Holland stolpboerderijen te bouwen: vier boomstammen verticaal in de grond, daarbovenop vier boomstammen horizontaal, gezamenlijk het ‘vierkant’ vormend, en dáár weer bovenop een groot piramidevormig dak, dat ze aan de onderkant op vier omringende muren lieten rusten. Ze deden het nooit meer anders.
Zware stormen overleefde dat boerderijtje in die dikke eeuw. Orkanen, zondvloeden, barre winters met twintig graden vorst, geniepige attaques van houtworm en boktor. Soms wierp-ie, als een offer aan de goden van de wind, pannen af. Soms lekte hij ook. Maar wankelen deed hij nooit en dinsdag, tijdens die hitteaanval, bleek hij zelfs in staat om de temperatuur op de plek die er voor de bewoner het meest toe doet, namelijk de huiskamer op de onderste van de drie verdiepingen, zeventien graden lager te houden, mede dankzij de ouderwetse voorzetramen die niet mochten worden meegeteld (!) toen het energielabel werd vastgesteld.
Nee, geen airco. Dat grote dak ving gewoon alle hitte op. Eat that, Rem Koolhaas!
Zijn jullie er weer klaar voor, jongens en meisjes?
O, stolpje in de zon
Als ik jou toch eens zeggen kon
Dat ik nu voorgoed heb beslist
Ik verlaat jou alleen in een houten kist