Column Robin Corbee: Een onverwachte helpende hand
Gepubliceerd: 13 mei 2022
De Tweede Wereldoorlog heeft mij altijd gefascineerd. Soms probeer ik me voor te stellen hoe het was om in die tijd te leven. Hoe het zou zijn om een Jodenster te moeten dragen en om al die verafschuwde en wantrouwige blikken op jou gericht te voelen.
Zelf kan ik totaal niet tegen de boze, wantrouwige blik. Ik geef de Boze Buurman de schuld. Een paar jaar geleden had hij het op mij gemunt, omdat hij het niet leuk vond dat mijn toenmalige hulphond Bindi tegenover zijn huis poepte. Dit liep behoorlijk uit de hand: hij heeft ons klemgezet en Bindi zelfs bedreigd. Ik was zo bang, dat ik altijd gas gaf als Bindi en ik langs zijn huis moesten. De pesterijen van deze man hielden pas op, toen zijn vrouw hem letterlijk in de kraag greep en hem duidelijk maakte dat hij ons met rust moest laten. Vanaf dat moment kon ik weer met een gerust hart langs hun huis rijden, maar het kwaad was al geschied.
Sindsdien vind ik het lastig als iemand chagrijnig naar mij kijkt. Kijken ze zo met een reden? Moet ik op mijn tellen passen? Dit, in combinatie met mijn bewijsdrang, kan voor moeilijke situaties zorgen. Zoals laatst, toen ik een bezorging moest ophalen bij de Appie.
Ik had een klein pakketje verwacht, maar het was een behoorlijk grote doos, die niet helemaal op mijn rolstoelblad paste. De vrouw achter de balie, keek mij onderzoekend aan. ‘Gaat dit wel lukken?’
Ik zag een oudere man achter zijn rollator bozig naar mij kijken en slikte. ‘Ja hoor.’ Ik jokte, ik had geen idee hoe ik dit enorme ding mee naar huis ging krijgen. Maar daar ging ik, stapvoets over straat. Voorbijgangers zagen eerst de doos en daarna pas mij, het was een behoorlijke ongemakkelijke ervaring. Om het allemaal nog leuker te maken, merkte ik dat ik werd gevolgd door de man achter zijn rollator. Ik had geen idee waarom en het zweet brak mij uit.
Ik ga snauwen als ik me ongemakkelijk voel, het is een eigenschap waar ik niet trots op ben. Ik hoorde de slepende voetstappen van de man achter me en voelde de bijtende woorden op mijn lippen branden. “Waarom volgt u mij? Bemoeit u zich lekker met uw eigen zaken!” Maar ik hield de woorden binnen, klampte me vast aan de doos en reed naar huis. Om er daar vervolgens achter te komen dat ik met de doos op mijn blad, mijn eigen huis niet in kon.
Zachtjes vloekend bleef ik staan, niet zeker over wat ik nu moest doen. ‘Hulp nodig, dame?’ Geschrokken draaide ik me om en zag de oude man achter mij staan. ‘Ik zag jou met die grote doos’, zei hij, ‘en ben je maar gevolgd, omdat ik niet zeker wist of het wel goed zou gaan. Zal ik die maar even voor jou binnenzetten?’
De boze woorden losten op in mijn mond en ik voelde mijn wangen warm worden, beschaamd over wat ik bijna had gezegd. ‘Dat zou fijn zijn, dank u’. Ik opende de deur, de man stapte achter zijn rollator vandaan, nam de doos van mij over en zette hem in de keuken. Toen hij weer naar buiten kwam, had hij een vriendelijke glimlach op zijn gezicht. Ik had hem echt verkeerd ingeschat.
‘Heel erg bedankt voor uw hulp, meneer. Dat had u niet hoeven te doen.’
‘Oh, jawel, we zijn hier op deze aarde, om elkaar te helpen. Een fijne dag nog.’
De man liep langzaam verder, mij achterlatend met een wijze les. De Tweede Wereldoorlog mag mij dan fascineren, ik ben blij dat we niet meer in die tijd leven. Toch lijken we onze medemens meer en meer te wantrouwen en dat zou niet moeten. Ja, waakzaamheid bij vreemden is wijsheid, maar de onverwachte helpende handen bestaan nog. Je moet ze alleen durven aan te nemen.
Ik had niet echt een foto die bij deze column paste, behalve deze. Een foto van mijn hulphond Taeke, mijn helpende hand, genietend in het gras. Als dat niet het ultieme beeld van vrijheid is, weet ik het ook niet meer.
Meer lezen? Neem een kijkje op mijn facebookpagina: Robin Corbee Schrijft.