Column Vincent Schotvanger: Opgegroeid op het Woud
Gepubliceerd: 6 december 2024
Ik ben opgegroeid op het Woud. Thuis hadden wij een Sparwinkel. Daar was altijd genoeg te doen. Maandag kwam de vrachtwagen van de firma T.I.P. -levensmiddelen brengen. Volle dozen, met allerlei artikelen voor de winkel, werden buiten tegen de muur naast de winkeldeur gezet. Wie er thuis was, mijn zussen, mijn jongere broertje of ik, ging helpen om de winkel bij te vullen en de rest in het pakhuis op te bergen. Elke week kwamen er wel vertegenwoordigers aan de deur om hun producten aan te prijzen zoals van Unox, Maggie, Knorr, rookwaren, pruimtabak enzovoorts.
Pruimtabak werd regelmatig verkocht. Sommige mannen hadden de gewoonte om de pruim uit te kwatten op de stoep voor de winkeldeur. Daar werd dan wel even heel duidelijk door mijn vader of moeder wat van gezegd. Dat ze dat niet netjes vonden.
Dinsdags kwam de vrachtwagen van het Esso gas om de lege flessen om te ruilen voor volle flessen. Ook voor de ansichtkaarten kwam er iemand om weer nieuwe in de kaartenstandaard te zetten. Iemand van de koekfabriek, de Aviateur, kwam meestal ’s avonds, net zoals de heer Koen van de firma T.I.P. Hij kwam elke vrijdagavond om de bezorging voor de maandag door te spreken.
De firma Nieuwenhuis bracht de nodige frisdrank en bier. Cees de Goede de zuivelhandel en Cor Groot van de supermarkt uit Egmond aan de Hoef brachten de nodige zuivelproducten. De kaas leverancier kwam uit Bergen. Iedereen zat meestal wel even in de achterkamer bij mijn moeder aan de koffie.
Op een avond zat ik op mijn bed te lezen. Mijn kamertje bevond zich boven de voordeur. Er werd heftig aan de bel getrokken en de nodige klappen tegen het raampje werden gegeven. Mevrouw Van Vleuten stond voor de deur en gilde dat “Schuilenburg” in brand stond. Mijn vader riep iedereen bij elkaar. We moesten mee om te redden wat er te redden viel. Moeder belde de brandweer. Gelukkig was de brand snel geblust en de nodige kostbare spullen waren in het koetshuis ondergebracht, Later zaten alle brandweermannen en de politie bij ons binnen aan de koffie.
Met strenge winters herinner ik me, als er een auto vast zat in de sneeuw, kwam de bestuurder bij ons om te bellen voor hulp. Of wij probeerden met de buurjongens van de overkant de auto vrij te krijgen. Als de bestuurder moest wachten op hulp, zat hij aan de koffie door te warmen.
Zelfs vijftien man in de Hoogovens bus zaten in de sneeuw vast en de chauffeur kwam bij ons bellen om te vertellen dat hij niet verder kon. Er werd een vrachtwagen geregeld. Laat die mannen niet in die koude bus zitten zei mijn moeder, haal ze maar, ik ga koffiezetten. Huis vol en heel gezellig.
Mijn vader had een EHBO-post voor noodgevallen. Voor de winkel tussen het fietspad en de Herenweg stond een betonnen witte paal waar nodige fietsers tegen aan reden. Vooral als er groepen van schoolreisjes voorbijfietsten waren er de nodige mensen in huis als er weer iemand tegen het paaltje aan had gereden en verbonden moest worden.
Aan de overkant van ons huis stonden in de duinen van Jonkheer Six zomerhuisjes. Vijftien stuks van het GAK uit Amsterdam. Wij hadden het beheer hiervan. Dat hield in dat wij de huisjes klaarmaakten voor verhuur en na de zomer alles weer opruimen.
Het waren 8 persoons huisjes, twee kleine slaapkamers met elk twee 2-persoons bedden met dekens en lakens. Verder een grote ruimte als kamer /keuken. Een 4-pits gastoestel met de Esso gasfles. Aan het plafond boven de eettafel de gaslamp met daarin het gaskousje wat je aan moest steken. Dat kon soms een aardige plof geven.
Voordat dat het seizoen begon brachten wij de dekens en lakens naar de huisjes en maakten de bedden op. Verder alles schoonmaken en ramen lappen. De dekens lagen bij ons in de schuur en de lakens en slopen, terug van de wasserij, gingen ook de schuur in en werden daar in kisten opgeslagen.
Wij hadden het sleutelbeheer van de huisjes. Elk jaar kwamen er twee mensen van het GAK kantoor uit Amsterdam om al de huisjes te controleren. De zaterdag was wisseldag voor de huurders en dan werd de sleutel bij ons in de winkel afgegeven. Een beetje centraal tussen de huisjes stond een sanitair gebouwtje, 4 toiletten en buiten aan de achterkant onder het afdak 4 grote wasbakken met een koudwaterkraan.
Mijn vader of een van de kinderen hebben de nodige volle gasflessen naar de huisjes gebracht. Ook ’s avonds. Mijn vader droeg de gasfles altijd op zijn schouder en verder werd door de anderen de kruiwagen gebruikt. Wij moesten ook de volle flessen aansluiten aan de gasslang. Elke ochtend ging mijn vader het sanitair gebouw schoonmaken voor hij ging venten.
De mensen uit de huisjes brachten ook hun gezelligheid mee. De meeste kwamen elk jaar terug naar het Woud.
In een volgende column schrijf ik weer wat over de buurt.
Foto’s P. Jonker uit het archief van Gerard Groot
Klik op één van de afbeeldingen voor een vergroting.