De zandhagedis
Een draakje in de duinen
Gepubliceerd: 17 mei 2024
De zandhagedis, ook wel duinhagedis genoemd, is een klein reptiel met een groot verspreidingsgebied. In Europa is hij op het vaste land bijna overal te vinden, met uitzondering van Spanje, Italië en het noorden van Scandinavië. In Nederland zijn er ruwweg drie gebieden aan te wijzen waar het diertje voorkomt; op de Veluwse heide, de hogere zandgronden in het midden en oosten van Nederland en de duinen ten noorden van Zeeland. Met een lengte van maximaal 20 centimeter is de zandhagedis de grootste hagedis van Nederland. De twee andere soorten in Nederland, de levendbarende hagedis en de muurhagedis zijn kleiner en ook slanker gebouwd. Gemakshalve laten we de hazelworm maar even buiten beschouwing; want dat is een pootloze hagedis die meer op een slang lijkt.
De West-Europese zandhagedissen hebben een bruine kleur met aan de zijkant van het lichaam een streep in de vorm van bruine blokjes en een witte rugstreep. Echter in het voorjaar gebeurt er iets aparts met de kleuren van de mannetjes. Als ze in maart uit hun winterslaap komen, zijn de dieren bruingelig van kleur. Maar snel daarna krijgen ze een opvallende groene kleur op de kop en aan beide zijden van het lichaam die doorloopt tot op de buik. Die groene kleur zorgt er voor dat de dieren goed te zien zijn als ze zonnend op het zand liggen. Als je ze voorzichtig nadert kun je soms heel dichtbij komen en hun prachtige voorjaarstekening bewonderen. Deze kleurverandering heeft alles te maken met de paringsperiode.
Opwarmen voor de jacht
De mannetjes vechten vaak onderling om het beste plekje. En dat is waar ze het beste kunnen genieten van de zonnewarmte. Reptielen kunnen hun lichaamstemperatuur niet zelf regelen, ze zijn koudbloedig en afhankelijk van de omgevingstemperatuur. Warmte geeft het lichaam wel meer mogelijkheid tot activiteit: dus als een hagedis op jacht wil, moet hij eerst opwarmen. Deze zonneplekken worden fel verdedigd tegen de concurrentie en soms zijn dezelfde dieren er jaar na jaar terug te vinden. De beste tijd om hagedissen te zien is tussen 9 en 12 uur in de ochtend. Later op de dag zoeken ze een schaduwplekje omdat het kale zand dan meestal te heet wordt om op te bivakkeren.
Kinderen van drie vaders
Van eind april tot begin juni gaan de vrouwtjes op zoek naar mannetjes. Ze paren vaak met meerdere mannetjes achter elkaar. Uit onderzoek blijkt dat nakomelingen soms drie verschillende vaders hebben. Deze voortplantingsstrategie biedt een grotere kans op succesvolle nakomelingen. Van mei tot begin juli leggen de vrouwtjes ‘s nachts 5 tot 10 eitjes in een zandholletje dat circa 10 centimeter diep is. Meestal gericht op het zuiden. De naam zandhagedis is daarom heel toepasselijk, want het verwijst naar hun afhankelijkheid van zandige en onbegroeide plekken. Door de warmte van de zon functioneert het zand als broedstoof en afhankelijk van de temperatuur komen de eitjes na twee tot drie maanden uit.
Versnipperd succes
De zandhagedis doet het in zijn specifieke leefomgeving redelijk goed. Na een grote achteruitgang vanaf de jaren vijftig van de vorige eeuw is er de laatste decennia een toename van het aantal dieren waar te nemen. Buiten de bekende kerngebieden breidt de soort zich echter niet uit. Nederland is een versnipperd land geworden. Wegen, woonwijken en industriegebieden verhinderen dat de zandhagedis nieuwe gebieden koloniseert. En daarin zit de bedreiging. Als populaties niet in staat zijn zich onderling genetisch te verversen dreigt op de lange termijn inteelt waardoor de populaties uitsterven. Daarom zijn verbindingen tussen de verschillende leefgebieden noodzakelijk zodat de dieren kunnen migreren. Maar daarmee zijn we er nog niet, ook de leefgebieden zelf moeten worden beheerd op een manier die de kwaliteit voor de hagedissen garandeert.
Op de foto van Ewoud de Groot: Een duinhagedis in de Wimmenummer duinen
Bron tekst: https://duinenenmensen.nl/